Week 49 les 1

Week 49 les 1
Wat heb je nodig vandaag?
- pen
- boek
- schrift


1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Week 49 les 1
Wat heb je nodig vandaag?
- pen
- boek
- schrift


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Tot de voorjaarsvakantie

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen
I can use can/could/ and to be able to in a sentence.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Present Perfect
Herhaling
  • Wat is de present perfect ook al weer?
  • Hoe maken we de present perfect?
  • Hoe maken we een voltooid deelwoord met een regelmatig werkwoord?
  • Hoe maken we een voltooid deelwoord met een onregelmatig werkwoord?
  • Wat zijn belangrijke woorden om te onthouden?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Present Perfect
Herhaling
  • Wat is de present perfect ook al weer? 
De present perfect gebruik je:
- bij iets wat in het verleden is gebeurd en nog steeds belangrijk is. 
I have broken my leg in 2002. 
- bij iets wat in het verleden is gebeurd en nu nog steeds doorgaat. 
I have started working there 4 years ago. 
- als je wil praten over je ervaringen tot nu toe. 
I have never been to Disneyworld.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Present Perfect
Herhaling
  • Hoe maken we de present perfect?
- have / has + het voltooid deelwoord

  • Hoe maken we een voltooid deelwoord met een regelmatig werkwoord?
- werkwoord + ed
I have worked there since 2003. 

  • Hoe maken we een voltooid deelwoord met een onregelmatig werkwoord?
- Die moeten we uit ons hoofd leren, onr. werkwoordenlijst blz. 239/240/241. 3e rijtje = vd. 
He has been an artist for many years already. -> to be - was/were - been

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Present Perfect 
Herhaling
Wat zijn belangrijke woorden om te onthouden?
- Woorden als just/recently/already/yet/ever/never geven aan dat de present perfect gebruikt moet worden. 

Volgorde in de zin: 
- Have/has + just/recently/already/yet/ever/never + voltooid deelwoord
VB: I have just dropped of my children at school. 



Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Past simple vs present perfect
Past simple - verleden tijd - is afgelopen - tijdsaanduidingen
Present perfect - verleden tijd - gaat nog door/is nog belangrijk - FYNEJAS

In 2003, I worked in Enschede.
I have worked in Neede for 5 months now. 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Methode 1:     stel jezelf 3 vragen
                                                                                                                Ja?         Nee?
Vraag 1: Is het nu nog aan de gang?                                      PP           volgende vraag
Vraag 2: Gaat het over ervaring tot nu toe?                        PP           volgende vraag
Vraag 3: Is het resultaat van de actie NU merkbaar?     PP           -> past simple

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Methode 2:  staat er een SIGNAALwoord in de zin ?
Er zijn signaalwoorden die je verklappen dat je de present perfect moet gebruiken.  Afkorting van die woorden:
fyne jas! 
         For                Just                    
           Yet                 Already             
       Never           Since                 
                             Ever                                           

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Even kort samengevat

Bij de Present Perfect: in het verleden begonnen en nog bezig of van toepassing of resultaat is zichtbaar.

Bij de Past Simple: in het verleden begonnen EN geëindigd.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Modal Verbs (hulpwerkwoorden)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
De belangrijkste hulpwerkwoorden in het Engels zijn:
  • Can (can you pass the salt, please?
  • Could (could you pass the salt, please?)
  • To be able to (I am able to do my work correctly.)
  • Should (should we go on holiday?)
  • To have to (I really have to do my homework)
  • Must (I really must do my homework or else my parents will get mad)



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
Hulpwerkwoord
Ontkenning
Wanneer?
can
cannot / can't
als je het hebt over mogelijkheden en vaardigheden / om een verzoek te doen / als je toestemming wilt vragen of geven. 
could
could not / couldn't 
als je iets beleefd wil vragen / als je het hebt over iets wat zou kunnen gebeuren / verleden tijd van can.
should
should not / shoudn't
advies
must
must not / mustn't
verplichting vanuit de spreker zelf. Vaak dus met 'I'. 
to be able to
am not / isn't / wasn't able to
vaardigheden en mogelijkheden/iemand is in staat iets te doen.
to have to
don't / doesn't / didn't have to
verplichting van iemand anders

Slide 19 - Slide

Zie ook bladzijde 236/237
Can/can't
Als je het hebt over mogelijkheden en vaardigheden / om een verzoek te doen / als je toestemming wilt vragen of geven. 

We can take the bus to school. 
He can run really fast.
Can you pass me that book?
Can I go to the bathroom?

We cannot / can't come to your party. 

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Could/couldn't
Als je iets beleefd wil vragen / als je het hebt over iets wat zou kunnen gebeuren / verleden tijd van can.

Could you show me where it hurts?
We could walk a mile every day if we feel like it.
I couldn't hold my breath much longer. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

To be able to
Vaardigheden en mogelijkheden/iemand is in staat iets te doen.

They are able to solve this problem.
Is he able to come to my house?
I am not able to sing well. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Must
Verplichting vanuit de spreker zelf. Iets moet gebeuren. 

I must visit Firenze one day.

I must not forget to buy shampoo. 


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

To have to 
Verplichting van iemand anders, bijvoorbeeld een dokter of leraar. 

I have to take some rest.
Do we have to take our medication?

We don't have to contact her tomorrow. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Should
Als je advies wilt geven.

You should go to the doctor.
Should we send her a card?
You should not ignore her. 


Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Can, Could, Have to, Must, are able to en Should zijn voorbeelden van:
A
Werkwoorden
B
Hulpwerkwoorden
C
Zelfstandig naamwoorden
D
Bijwoorden

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

You .... drive faster than 70 miles per hour. It is against the law.
A
don't have to
B
must
C
mustn't
D
have to

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.

Children ____ go to school.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Have to, must, should.
Kies het juiste werkwoord.

She ____ go to the doctor today, for a regular check-up.
A
has to
B
have to
C
must
D
should

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Which modal verb?
I_____ be home late

A
shouldn't
B
mustn't
C
must
D
ought to

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Vul in: can - can't - could - couldn't
Unfortunately, I really ______ sing at all.
A
can
B
can't
C
could
D
couldn't

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Om een ontkenning (negation) te maken, voeg je n't of not toe aan can/could/should/must
A
True
B
False

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

You ... be 18 before you can drive.
A
should
B
must
C
have to
D
don't have to

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Grammar: can, could, to be able to
Kunnen 
Can
Could
to be able to
- Present: General statement/skills
- ask for permission/ requests BUT less polite
- offer 
- Past: General statement/skills
- Polite requests / asking for permission
- possibilities (not certain)
- Show something is possible in other tenses:
E.g. present perfect / future 
- only used for general statements/skills

Can I help you? (offer) 
I can speak Japanese. (general) 
Can you bring some food? (request)
I could juggle 8 balls when I was young. (past) 
He could have a flat tire. (possibility)
Could you bring some food?
I will be able to speak Spanish after this course. (future) 
I haven't been able to meet him yet. (present perfect)

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Time to practise
  • I Writing and grammar opdracht 50/51a/52a
  • Slim stampen grammar 6
timer
30:00
Klaar?

Oefenen met leesvaardigheid opdracht 12 blz. 196/197 of verder werken aan examen. 

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Homework
Finish 50/51a/52a

Study chapter 2

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Toetsen
30-11 leesvaardigheid
07-12 proefwerk chapter 2

Slide 38 - Slide

This item has no instructions