Bespreken huiswerk (Fict. H2), nakijken instaptoets, uitleg pv tt en vt, uitleg KJ

- Bespreken huiswerk (Fict. H2) + instaptoets
- Uitleg persoonsvorm tt (oefenen)
- Uitleg persoonsvorm vt (oefenen)
- Uitleg Kinderjaren

1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

- Bespreken huiswerk (Fict. H2) + instaptoets
- Uitleg persoonsvorm tt (oefenen)
- Uitleg persoonsvorm vt (oefenen)
- Uitleg Kinderjaren

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
- Je kunt de tijd in een fictiefragment bespreken.
- Je krijgt uitleg over en oefent de werkwoordspelling van de Nederlandse taal.
- Je krijgt uitleg over je eerste boekopdracht in klas 4: Kinderjaren.

Slide 2 - Slide

Fictie H2 (opdr. 1) - blz. 67
1a Waaruit maak je op dat het verhaal zich niet in onze tijd afspeelt?
3a Haal uit het verhaal drie doelen waar de personages muziek voor gebruiken.
5 Welke verbanden zie je tussen de gedichten en het verhaal?

Slide 3 - Slide

Fictie H2 (opdr. 2) - blz. 68
3 Tijdbalk
 – Johanne verhuist naar het dorp waar Henri en Dora wonen.
 – Johanne leert Henri, Dora, Leendert en Witte kennen in de snackbar.
 – Dora neemt Johanne mee op school en zegt dat zij Henri mag hebben.
 – Dora negeert Johanne na schooltijd in het dorp.
 – Johanne verzwikt haar enkel als ze met Henri, Dora, Leendert en Witte op het strandje is.
 – Dora, Lisanne en Lotte negeren Johanne op school en zingen ‘Maneater’.
 – Johanne, Lotte en Lisanne vechten.
 – Dora ontdekt dat Kat de moeder van Johanne is.
 – Johanne besluit Henri te gaan veroveren en schrijft dat in het zand.
 – Er gebeurt iets met Henri waardoor hij in coma raakt.
 – Johanne gaat regelmatig op bezoek bij Henri in het ziekenhuis.
 – Johanne besluit het hele verhaal op cassettebandjes op te nemen, zodat Henri dit terug kan luisteren als hij wakker wordt en misschien zijn geheugen kwijt zal zijn.

Slide 4 - Slide

Fictie H2 (opdr. 2) - blz. 68
4 Vertelde tijd = 
Als je de flashbacks niet meerekent, gaat het om enkele dagen. Het verhaal begint dan op 27 juni om halfacht ’s avonds. Doordat er later in het verhaal nog een keer ‘stop’ staat, weet je dat Johanne op meerdere momenten bezig is geweest om het verhaal op te nemen, waarschijnlijk verspreid over een paar dagen. Reken je de flashbacks wel mee, dan is de vertelde tijd een aantal maanden, vanaf de eerste ontmoeting tussen Johanne en Henrico tot nu, 27 juni (en een paar dagen daarna, de tijd waarin Johanne bezig is om het verhaal op te nemen).
5 Snelheid / traagheid vanhet verteltempo en de tijdsprongen:
- Eerste deel van het verhaal is traag
- Extra vertraging bij regelnummer 46
- Tijdsprongen na tussenregels 

Slide 5 - Slide

Nakijken
- Je kijkt de instaptoets werkwoordspelling na met het nakijkstencil op SOM.
- Kijk aan de hand van de kleuren of je in een bepaald soort werkwoord fouten maakt.

Slide 6 - Slide

Soorten werkwoorden
Voor werkwoordspelling is het erg belangrijk dat je weet welke werkwoordsoorten er zijn:
- persoonsvorm
- infinitief
- voltooid deelwoord

Slide 7 - Slide

Soorten werkwoorden
Voor werkwoordspelling is het erg belangrijk dat je weet welke werkwoordsoorten er zijn:
- persoonsvorm: tijd- en getalproef
- infinitief
- voltooid deelwoord

Slide 8 - Slide

Soorten werkwoorden
Voor werkwoordspelling is het erg belangrijk dat je weet welke werkwoordsoorten er zijn:
- persoonsvorm: tijd- en getalproef
- infinitief: hele werkwoord dat niet verandert bij een tijdsverandering
- voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Soorten werkwoorden
Voor werkwoordspelling is het erg belangrijk dat je weet welke werkwoordsoorten er zijn:
- persoonsvorm: tijd- en getalproef
- infinitief: hele werkwoord dat niet verandert bij een tijdsverandering
- voltooid deelwoord: eind van de zin, begint met ge-, be- of ver-

Slide 10 - Slide

Soorten werkwoorden
- Persoonsvorm
Op de eerste dag van school is er nog niet zoveel gebeurd.
- Infinitief
Heb je vanmorgen de groep vogels zien vliegen?
- Voltooid deelwoord: 
Op de eerste dag van school is er nog niet zoveel gebeurd.

Slide 11 - Slide

Hoe spel je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 12 - Open question

Spelling tegenwoordige tijd

Ik-vorm           als ik voor of achter de pv staat, als jij/je achter de pv staat

Ik-vorm + t     bij hij/zij/het (alle andere enkelvoudsvormen)

Hele ww:           bij meervoud


Let op: gebiedende wijs (kies de ik-vorm van het ww)


Ik word                      hij wordt / wordt zij

Word ik                     wij worden

Word jij / je              

Slide 13 - Slide

Spelling tegenwoordige tijd
Waarom ................... (houden) ik zo van ijsjes?
  • Het werkwoord = persoonsvorm
  • Tegenwoordige tijd
  • Keuze: ik-vorm, ik-vorm+t of hele werkwoord
  • Ik kies voor de ik-vorm, want er staat 'ik' achter het werkwoord.

Slide 14 - Slide

Oefening pv tt
Maak de oefening 13A op het stencil rondom de persoonsvorm tegenwoordige tijd:
- ik-vorm
- ik-vorm + t
- hele werkwoord

Slide 15 - Slide

Nakijken pv tt (13A)
1 verzint (hij = ik-vorm + t) - gelooft (de leraar = ik-vorm + t)
2 bied (jij achter het werkwoord = ik-vorm)
3 laden (de kinderen = meervoud)
4 verdooft (de tandarts = ik-vorm + t)
5 bloedt (je knie = ik-vorm + t)
6 overtuigt (je = ik-vorm + t)
7 snijdt (zij = ik-vorm + t)

Slide 16 - Slide

Maak een zin met het werkwoord 'worden' in de gebiedende wijs.

Slide 17 - Open question

Hoe spel je werkwoorden in de verleden tijd?

Slide 18 - Open question

Spelling verleden tijd

Sterke werkwoorden (klankveranderend)

Schrijf zo kort mogelijk op!


Zwakke werkwoorden (klankvast)

Gebruik 't k o f s ch i p -x

1 Zoek de stam van het werkwoord en kijk naar de laatste letter

- Staat de laatste letter in 't kofschip-x?  + te(n)

- Staat de laatste letter NIET in 't kofschip-x? + de(n)

2 Schrijf de ik-vorm van het werkwoord op en plak daarachter -te(n) of -de(n)

Slide 19 - Slide

Oefening pv vt
Maak de oefening op het stencil rondom de persoonsvorm verleden tijd:
- sterke werkwoorden (klankveranderende werkwoorden)
- zwakke werkwoorden (klankvaste werkwoorden)

\Maken oefening 18A

Slide 20 - Slide

Nakijken pv vt (18A)
1 Beneed
2 praatten
3 Ontmoette
4 reefden
5 lootten
6 ontluisde
7 breiden
8 liepen

Slide 21 - Slide

Mix werkwoordspelling tt/vt

1 De raket (verwoesten) afgelopen week een moskee in Istanbul.

2 Dat (gebeuren) eigenlijk nooit!

3 Terwijl Marc in zijn schrift de vraag (beantwoorden), (racen) Jonas naar de deur. (vt)

4 (worden) zo snel mogelijk groot.

5 Meneer Visser (snowboarden) over de witte pistes.

Slide 22 - Slide

Antwoorden

1 De raket verwoestte afgelopen week een moskee in Istanbul.

2 Dat gebeurt eigenlijk nooit!

3 Terwijl Marc in zijn schrift de vraag beantwoordde, racete Jonas naar de deur.

4 Word zo snel mogelijk groot.

5 Meneer Visser snowboardy over de witte pistes.

Slide 23 - Slide

Huiswerk
1 Maak de rest van de werkwoordspellingoefeningen. 
2 Uitdelen opdracht Kinderjaren

Pv tt: ik-vorm, ik-vorm + t, hele ww
Pv vt: sterke ww + zwakke ww ('t kofschip-x)

Slide 24 - Slide