DER DIE DAS November 2022

der die das
Bureau
1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 2-4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

der die das
Bureau

Slide 1 - Slide

Als de timer op nul staat dan:

- Heb jij je boek, schrift en pen op tafel
- Heb jij je mobiel in de opbergzak gedaan
- Heb jij ingelogd in de lesson-up
- Heb jij je tas op de grond
- Ben jij stil, zodat de les kan beginnen






timer
2:30

Slide 2 - Slide

Leerdoel
Je kent de vraagwoorden in het Duits.

Je kent de regel van der-die-das

Je weet wat jij nog moet leren voor de toets en hoe je dit het beste kunt leren.

Slide 3 - Slide

Schrijf in je schrift wat jij kunt verbeteren:

Lidwoord + 
zelftandignw

der  mannelijk 3 x

die  vrouwelijk 5 x

das  onzijdig    het

die   meervoud

Slide 4 - Slide

Welke woorden krijgen nog meer een hoofdletter?

Slide 5 - Slide

Schrijf over en vertaal.
Welke vertalingen denk jij dat je goed hebt? 
Zet daar een *  voor.
1    wo
2   wann
3   was
4   wie
5   woher
6   wer
7  wohin

Slide 6 - Slide


1    wo               Wo wohnst du?                 Waar woon jij?
2   wann           Wann hast du Zeit?         Wanneer heb jij tijd?
3   was              Was hast du getrunken? Wat heb jij gedronken
4   wie              Wie heißt dein Bruder?    Hoe heeft je broer?
5   woher         Woher kommst du?          Waar kom jij vandaan?
6   wer              Wer ist das?                          Wie is dat?
7  wohin           Wohin geht Max?               Waar gaat Max heen?


Slide 7 - Slide

Welke vraagwoorden zijn het lastigste voor jou?

Slide 8 - Open question

Schrijf over en vul het juiste vraagwoord in:

1 ......................hast du Geburtstag?
2 .................möchtest du Essen?
3 ................heißt du?
4 Ich komme aus Ommen.
   ....................kommst du?
Kies uit:

wer
wie
was
wann
woher
wohin

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Eerst goed nadenken:
Wat heb jij nodig om te leren voor de toets?
Ik ga zelfstandig de vraagwoorden leren
Ik wil extra hulp met het werkwoord sein
Ik ga der-die-das oefenen met JSK
Ik maak gebruik van de digitale methode
Ik heb een vraag
Ik ga de hoofdletters leren (werkblad)
Ik ga zelfstandig sein leren

Slide 11 - Poll

Sein zelfstandig oefenen:
Schrijf het werkwoord in je schrift. (IDEWIS)
Rol de dobbelsteen: schrijf het persoonlijke voornw op en de juiste vorm van het werkwoord. 
Kijk dit na. (Arbeitsbuch, Seite 36)
- digitaal oefenen? klik op de link in Magister
Vraagwoorden zelfstandig oefenen:
Rol de dobbelsteen en schrijf het DU-NL op.
Kijk dit na. (Arbeitsbuch, Seite 21)
Werkbladen maken en zelfstandig nakijken, onderzoek de fouten:
- sein
- hoofdletters
- der-die-das

Slide 12 - Slide

Wat heb jij deze les geleerd?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Video

De woorden DE, HET en EEN zijn:
A
lidwoorden
B
zelfstandige naamwoorden
C
werkwoorden
D
eigennamen

Slide 15 - Quiz

woordgeslacht

der = mannelijk (m)

die = vrouwelijk (v)

das = onzijdig (o)

die = meervoud (mv)

Slide 16 - Slide

Welke lidwoorden hebben we in het Duits?

Slide 17 - Open question

der


mannelijke personen

mannelijke dieren

mannelijke beroepen

dagen

maanden

dagdelen

jaargetijden

Slide 18 - Slide

die


vrouwelijke personen

vrouwelijke dieren

vrouwelijke beroepen

woorden op -heit/-keit/-ung/

                          -schaft/-e

Slide 19 - Slide

das


veel 'het'-woorden in het Nederlands


verkleinwoorden (-chen)

die


woorden in het meervoud

Slide 20 - Slide

voor mannelijke woorden gebruik je
voor vrouwelijke woorden gebruik je
voor onzijdige woorden gebruik je
voor meervoud gebruik je
das
der
die
die

Slide 21 - Drag question

... Kater
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quiz

Freundin
A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz


... Restaurant
A
der
B
die
C
das
D
die - meervoud

Slide 24 - Quiz

der
der
das
das
die
der
die
das

Slide 25 - Drag question

Freiheit
A
der
B
die
C
das

Slide 26 - Quiz

... September
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Klasse
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

... Übung
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

... Dienstag
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die

Slide 31 - Drag question

Voor welke woorden komt het lidwoord 'die'?

Slide 32 - Open question

Welke woorden krijgen het lidwoord 'der'

Slide 33 - Open question

Welke Duitse lidwoorden ken je?

Slide 34 - Open question

Mädchen
(eerst goed nadenken!)
A
der
B
die
C
das

Slide 35 - Quiz

der, die oder das?

Tier
A
der
B
die
C
das

Slide 36 - Quiz

der, die oder das?

Freundschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 37 - Quiz

der, die oder das?

Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 38 - Quiz

der, die oder das?

Brille
A
der
B
die
C
das

Slide 39 - Quiz

der, die oder das?

Banane
A
der
B
die
C
das

Slide 40 - Quiz

der, die oder das?

April
A
der
B
die
C
das

Slide 41 - Quiz

der, die oder das?

Mittwoch
A
der
B
die
C
das

Slide 42 - Quiz

der, die oder das?

Sommer
A
der
B
die
C
das

Slide 43 - Quiz

Auf Wiedersehen!

Slide 44 - Slide