Stap 2: Welk geslacht is het zelfstandig naamwoord (m / v / o / mv)?
Stap 3: In welke naamval staat het zelfstandig naamwoord?
Slide 2 - Slide
DER oder EIN Gruppe
Slide 3 - Slide
Der-Gruppe
De woorden dies-, jed-, manch-, welch-, solch- en all- behoren ook tot de DER-groep.
Slide 4 - Slide
Ein Gruppe
De bezittelijke voornaamwoorden: mein-, dein-, sein-, ihr-, sein-, euer-, ihr- en Ihr- krijgen dezelfde uitgangen als het bijbehorende lidwoord.
Slide 5 - Slide
Ich habe MEINER Mutter geholfen.
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 6 - Quiz
Er hat UNSER Haus verkauft.
A
der-groep
B
ein-groep
Slide 7 - Quiz
WELCHES Auto möchtest du gerne fahren?
A
der groep
B
ein groep
Slide 8 - Quiz
Persoonlijk vnw
Slide 9 - Slide
Geslacht zelfstandig naamwoord
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Universität
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 13 - Quiz
Pause
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 14 - Quiz
Montag
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
Slide 15 - Quiz
Bepaling naamval
Slide 16 - Slide
Bepaling
Naamval bepaal je door:
1. Voorzetsels (Keuzevoorzetsels, werkwoorden)
2. hij/hem proef
Slide 17 - Slide
Welke naamval krijgen de voorzetsels: durch, für, ohne, um, bis, gegen
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 18 - Quiz
Als er 'durch', 'für', 'ohne', 'um', 'bis' of 'gegen' in de zin staat volgt er na het voorzetsel een VIERDE naamval. Hoe verandert het persoonlijke voornaamwoord ER in de vierde naamval?
A
er
B
ihn
C
ihm
D
es
Slide 19 - Quiz
Voorbeeld:
Ich habe eine tolle Hose für(4)(jou) mitgebracht.
Stap 1: in de zin staat het voorzetsel für dus (+4)
Stap 2: het persoonlijke voornaamwoord jij in de vierde naamval is dich
Slide 20 - Slide
Welke naamval krijgen de voorzetsels: mit, nach, bei, seit, von, zu, aus
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 21 - Quiz
Als er 'mit', 'nach', 'bei', 'seit', 'von', 'zu', 'aus'' in de zin staat volgt er na het voorzetsel een DERDE naamval. Hoe verandert het persoonlijke voornaamwoord ER in de vierde naamval?
A
er
B
ihn
C
ihm
D
es
Slide 22 - Quiz
Voorbeeld:
Ich habe ein tolles Erlebnis mit(3)(jou) gehabt.
Stap 1: in de zin staat het voorzetsel mit dus (+3)
Stap 2: het persoonlijke voornaamwoord jij in de derde naamval is dir