This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Wie geht es dir heute?
😒🙁😐🙂😃
Slide 2 - Poll
Was machen wir?
Slide 3 - Slide
Inhalt SO Grammatik
haben und sein,
Zahlen von 1-100,
Fragewörter
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Wie heißt du?
A
Hoe heet u?
B
Hoe heet jij?
C
Waar woon je?
D
Hoe oud ben je?
Slide 6 - Quiz
Wo wohnst du?
A
Waar woon jij?
B
Waar woont u?
C
Hoe heet jij?
D
Hoe heet u?
Slide 7 - Quiz
Hoe oud ben je?
Slide 8 - Open question
Ik woon in Hamburg.
Slide 9 - Open question
Vraagwoorden Wat betekent het vraagwoord 'was' in het Nederlands?
A
wat
B
wie
C
hoe
D
waar
Slide 10 - Quiz
Deutsche Fragewörter?
Slide 11 - Mind map
Vraagwoorden Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Nederlands?
A
wie
B
hoe
C
waar
D
wanneer
Slide 12 - Quiz
Vraagwoorden Wat betekent het vraagwoord 'wie' in het Duits?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann
Slide 13 - Quiz
Vraagwoorden Wat betekent het vraagwoord 'wohin' in het Duits?
A
waarvandaan
B
waar
C
wanneer
D
waarheen
Slide 14 - Quiz
Welche Zahl gehört zu dreiunddreißig?
A
93
B
33
C
13
D
56
Slide 15 - Quiz
Welche Zahl gehört zu achtundneunzig?
A
18
B
89
C
98
D
99
Slide 16 - Quiz
Welche Zahl gehört zu fünfundzwanzig?
A
25
B
65
C
52
D
93
Slide 17 - Quiz
Wie schreibt man 8?
Slide 18 - Open question
Wie schreibt man 12?
Slide 19 - Open question
Wie schreibt man 99?
Slide 20 - Open question
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 21 - Drag question
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 22 - Drag question
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 23 - Drag question
Wie alt (bent u)?
(Hij is) 13 Jahre alt.
Wo (ben jij) geboren?
(Ik ben) in Berlin geboren.
(Het is) eine schöne Stadt.
sind Sie
er ist
bist du
ich bin
es ist
Slide 24 - Drag question
Ich weiß nicht, was ich falsch gemacht ................ .
Slide 25 - Open question
.................. du müde?
Slide 26 - Open question
Wir ............... unseren Eltern eine Karte geschrieben.
Slide 27 - Open question
.............. Sie schon wieder krank?
Slide 28 - Open question
Johann, wo...............du?
Slide 29 - Open question
Ich ........ jetzt vierzehn Jahre alt.
Slide 30 - Open question
"oft" heißt auf niederländisch?
Slide 31 - Open question
"die Eltern" heißt auf niederländisch?
Slide 32 - Open question
"lieben" heißt auf niederländisch?
Slide 33 - Open question
"saai" in het Duits?
Slide 34 - Open question
"de kamer" in het Duits?
Slide 35 - Open question
"mooi" in het Duits?
Slide 36 - Open question
Schreibecke: Schreibe eine Mail! Beste Susi (v), Bedankt voor je e-mail / bericht. Hoe gaat het met je? Met mij gaat het goed / zozo.. Hartelijke groeten, / Groetjes, XXX