This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 2.3: veranderingen in de puberteit
Slide 1 - Slide
Deze les
Voorkennis man en vrouw
Uitleg veranderingen in puberteit
Menstruatiecyclus
Aan de slag
Slide 2 - Slide
Leerdoelen:
Ik kan met hulp van voorbeelden uitleggen welke primaire en secundaire geslachtskenmerken bij mannen en vrouwen horen.
Je kunt de menstruatiecyclus uitleggen.
Slide 3 - Slide
Hoe heet dit lichaamsdeel?
Slide 4 - Slide
Antwoorden
Slide 5 - Slide
Aantekening. Pak je schrift
Slide 6 - Slide
Gewone celdeling:
(mitose)
Geslachtsdeling:
(meiose/reductiedeling)
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Primaire geslachtskenmerken
Slide 9 - Slide
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 10 - Mind map
Slide 11 - Slide
hormoonklieren:
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Eierstok
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Menstruatie cyclus
Slide 16 - Slide
Menstruatiecyclus:
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Zaadcellen en eicellen
Zaadcel:
bewegen met zweepstaart
geen voedingsstoffen
Eicel:
kan niet zelf bewegen
heeft voedingsstoffen
Slide 19 - Slide
Aan de slag!
Maak de opdrachten van 2.3
In stilte!
timer
10:00
Slide 20 - Slide
Evaluatie
Slide 21 - Slide
Thema 2.3: veranderingen in de puberteit
Herhaling
Slide 22 - Slide
Deze les
Even herhalen
Menstruatiecyclus
Oefen vragen
Aan de slag
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Menstruatie cyclus
Slide 25 - Slide
Menstruatiecyclus:
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Op dag 1 van de menstruatiecyclus begint de menstruatie
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quiz
Wat voor geslachtskenmerk is een balzak?
A
Primair
B
Secundair
Slide 29 - Quiz
Wat voor geslachtskenmerk is schaamhaargroei?
A
Primair
B
Secundair
Slide 30 - Quiz
Wat is een primaire geslachtskenmerk?
A
Bredere heupen
B
Hoge stem
C
Vagina of Penis
D
Kleine voeten
Slide 31 - Quiz
Wat voor geslachtskenmerk zijn schaamlippen?
A
Primair
B
Secundair
Slide 32 - Quiz
Slide 33 - Video
In welke periode vindt waarschijnlijk ovulatie plaats?
A
In de periode van dag 1 tot dag 3
B
In de periode van dag 13 tot dag 15
C
In de periode van dag 26 tot dag 28
D
Dat weet je niet, dat is elke
4 weken weer helemaal anders
Slide 34 - Quiz
Wanneer is een vrouw vruchtbaar?
A
Tijdens de menstruatie
B
tijdens de ovulatie
C
Vlak na de menstruatie
D
Vlak voor de menstruatie
Slide 35 - Quiz
Lees de onderstaande tekst en gebruik de afbeelding. Charlotte wil in een kalender aangeven wanneer ze menstrueert. Op 7 februari begint haar menstruatie. Charlotte menstrueert 4 dagen en haar cyclus is erg regelmatig en duurt 28 dagen. (Let op de overgang van de dagen in de volgende maand!!)
Op welke dag zal haar ovulatie ongeveer plaatsvinden?
A
Op 20 februari
B
Op 24 februari
C
Op 6 maart
Slide 36 - Quiz
Waar bevindt de eicel zich na de ovulatie?
A
In de baarmoeder
B
In de vagina
C
In de eierstok
D
In de eileider
Slide 37 - Quiz
Op welke dag vindt meestal de eisprong plaats tijdens de menstruatiecyclus
A
13
B
14
C
15
D
16
Slide 38 - Quiz
In de afbeelding worden onder andere enkele delen van het voortplantingsstelsel van de man weergegeven.
Productie van zaadcellen is letter:
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 39 - Quiz
Waaruit bestaat sperma?
A
voedingsstoffen + zaadcellen
B
zaadcellen + vocht + voedingsstoffen
C
vocht + zaadcellen
D
zaadcellen
Slide 40 - Quiz
Het blaasje waarin de eicel rijpt heet...
A
Folikkel
B
Eiblaasje
C
Geel lichaam
Slide 41 - Quiz
Maandverband kun je ook gebruiken tijdens het zwemmen?