Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. Gisteren ging ik na het winkelen naar huis met mijn moeder. Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.
Slide 7 - Slide
Wat loopt er mis in de uitleg van Tom?
Slide 8 - Open question
Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt. Gisteren ging ik na het winkelen naar huis samen met mijn moeder. Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.
Slide 9 - Slide
Woordherhaling vermijden
Veelvuldig gebruik van dezelfde woorden in één tekst kunnen:
storend zijn,
een tekst minder aantrekkelijk maken,
saai zijn.
Slide 10 - Slide
Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Mijn moeder kocht in de winkel melk.
Gisteren ging ik naar de winkel met mijn moeder. Ze kocht er melk.
voornaamwoorden en andere verwijswoorden
Slide 11 - Slide
Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in de koelkast. Ik stopte de kaas in de koelkast. Ik stopte de yoghurt in de koelkast.
Ik ging naar de koelkast. Ik stopte de melk in ijskast. Ik stopte de kaas in de frigo. Ik stopte de yoghurt in de koeling.
synoniemen
Slide 12 - Slide
Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt.
overkoepelend begrip = hyperoniem
Mijn moeder kocht zuivelproducten in de winkel .
Slide 13 - Slide
Mijn moeder kocht in de winkel melk. Mijn moeder kocht in de winkel kaas. Mijn moeder kocht in de winkel yoghurt.
onderliggend begrip = hyponiem
Melk, kaas en yoghurt zijn hyponiemen.
Slide 14 - Slide
hyperoniem <-> hyponiem
DIEREN
vogels
mus
Slide 15 - Slide
Help Tom met het herformuleren van volgende zinnen:
Slide 16 - Slide
Samantha ging naar het park. Samantha at er een ijsje.
Slide 17 - Open question
Ik eet niet graag bloemkool, spruitjes, broccoli, tomaten, witloof en rode kool.
Slide 18 - Open question
Tijdens de les godsdienst leren wij over godsdienst.
Slide 19 - Open question
Op het volgende scherm verschijnt een link.
Maak de oefening. Let op:
sluit jouw handboek,
overleg niet met een buur.
Ben je klaar? Volg dan de instructies op het scherm.