1.5/1.7

welkom!

  • Zet je biologiespullen op tafel


  • zitten volgens de plattegrond
1 / 25
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

welkom!

  • Zet je biologiespullen op tafel


  • zitten volgens de plattegrond

Slide 1 - Slide

wat gaan wij doen?

  • Huiswerk en boeken controle
  • Herhaling vorige les
  • Verder met nieuwe basisstof 
  • opdrachten maken
  • afsluiten

Slide 2 - Slide

Thema 1 BS 5: 'Allemaal anders'

Slide 3 - Slide

Leerdoel
  • Je kunt aanpassingen bij planten & dieren noemen

Slide 4 - Slide

Waar denk je aan bij aanpassingen van planten & dieren?

Dieren en planten moeten zich voeden, verdedigen en voortbewegen. Dat doet elke soort op zijn eigen manier.

Slide 5 - Mind map

Aanpassingen
Aanpassingen aan:
  • hun manier van leven
  • de omgeving 

  • ademhaling, beweging, voeding, verdediging & voortplanting

Slide 6 - Slide

Waterdieren
  • Bewegen door het water
  • vinnen
  • gestroomlijnd: kop, lijf & staart lopen in elkaar over

Slide 7 - Slide

Voeden
  • vogels hebben verschillende snavel types
  • zaden, insecten of dieren
  • kegelsnavel → harde zaden
  • pincetsnavel → insecten boom
  • haaksnavel → vlees
  • priemsnavel → bodemdiertjes
  • zeefsnavel → zeven uit water

Slide 8 - Slide

Aanpassingen aan de voedselkeuze
Een reuzenmiereneter heeft een lange, plakkerige tong. Aan zijn tong zitten kleine haakjes en veel speeksel. Mieren blijven daaraan goed plakken.


Een eekhoorn heeft vier vlijmscherpe, sterke tanden. Daarmee kan hij hard voedsel stukbijten, zoals noten en zaden.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Bewegen
  • zoolgangers
  • teengangers
  • topgangers (hoefgangers)
  • aanpassing op de ondergrond

Slide 11 - Slide

Aanpassing aan de ondergrond

De manier van lopen is een aanpassing aan de ondergrond.

Harde ondergrond =dieren die op de toppen van hun poten lopen in het voordeel. Zij kunnen grote passen maken= snel kunnen lopen, 

bv.een paard op een steppe (hard, droog grasland). 

Slide 12 - Slide

Zachte ondergrond=
gemakkelijker om op de hele voet te lopen. Dan zakken de poten niet zo diep weg, bijvoorbeeld een beer op een zachte bosgrond.

 Zoolgangers lopen meestal langzamer dan topgangers.

Slide 13 - Slide

Verdediging bij dieren
tegen vijanden:
  • stekels of gifstekels
  • schutkleur -> onzichtbaar
  • schild 

  • tegen de omgeving:
  • vacht

Slide 14 - Slide

Hoe zit het bij planten?

  • aanpassingen tegen uitdroging
  • kleine dikke/ grote dunne bladeren
  • veel / weinig wortels 
vochtig milieu
droog milieu

Slide 15 - Slide

Verdediging bij planten

  • stekels
  • brandharen
  • maken van gifstof -> verlamming insecten 

Slide 16 - Slide

kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel

Slide 17 - Drag question

Zowel de schildpad als de dolfijn hebben een gestroomlijnd lichaam
A
onjuist
B
juist

Slide 18 - Quiz

Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen?
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel

Slide 19 - Quiz

Een paard is een...
A
zoolganger
B
topganger
C
teenganger

Slide 20 - Quiz

Welke aanpassing heeft een bramenplant?
A
stekels
B
brandharen
C
gifstof
D
gifstekel

Slide 21 - Quiz

Noem een aanpassing bij planten

Slide 22 - Mind map

Noem een aanpassing bij dieren

Slide 23 - Mind map

Slide 24 - Video

AAN DE SLAG!

BB= 1.7 opdracht 1 t/m 8 (6 OVERSLAAN)

KGT= 1.5 opdracht 1 t/m 8 (5 OVERSLAAN)


Slide 25 - Slide