Gebruiksvoorwerpen bij beroepen

Voorwerpen bij beroepen.
Wie gebruikt het voorwerp?
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Voorwerpen bij beroepen.
Wie gebruikt het voorwerp?

Slide 1 - Slide

de boor

Slide 2 - Slide

de boor

Slide 3 - Slide

het broodmes

Slide 4 - Slide

bakstenen

Slide 5 - Slide

het cement

Slide 6 - Slide

het plamuurmes

Slide 7 - Slide

de hamer

Slide 8 - Slide

de spijkers

Slide 9 - Slide

de ladder

Slide 10 - Slide

de kwast

Slide 11 - Slide

de verfroller

Slide 12 - Slide

de zeem

Slide 13 - Slide

de hamer

Slide 14 - Slide

de rekenmachine

Slide 15 - Slide

de stethoscoop

Slide 16 - Slide

de tang

Slide 17 - Slide

de rolmaat

Slide 18 - Slide

de schilder

de metselaar
de huisarts
de tandarts

Slide 19 - Drag question

de glazenwasser
de timmerman
de rechter
de loodgieter

Slide 20 - Drag question

Wat is dit?
A
de tang
B
de hamer
C
de kwast
D
de zeem

Slide 21 - Quiz

Wat is dit?
A
de boor
B
de stethoscoop
C
de hartklopper
D
de rolmaat

Slide 22 - Quiz

Wat is dit?
A
de bakstenen
B
de kwast
C
de verfroller
D
de ladder

Slide 23 - Quiz

Wat is dit?
A
het plamuurmes
B
de emmer
C
het cement
D
de bakstenen

Slide 24 - Quiz

Wat is dit?
A
de zeem
B
het mes
C
de waterpomptang
D
de rolmaat

Slide 25 - Quiz

Wat is dit?
A
de spijkers
B
de hamer
C
de ladder
D
de timmers

Slide 26 - Quiz

Wat is dit?
A
de boor
B
de hamer
C
de zeem
D
spijkers

Slide 27 - Quiz

Wat is dit?
A
de rekening
B
de rolmaat
C
de kwast
D
de rekenmachine

Slide 28 - Quiz

Bij welke beroepen gebruik je een ladder?

Slide 29 - Open question

Maak een zin met het woord: kwast

Slide 30 - Open question

Maak een zin met het woord: boor

Slide 31 - Open question

Maak een zin met het woord: cement

Slide 32 - Open question

Maak een zin met het woord: stethoscoop

Slide 33 - Open question

Klaar!

Slide 34 - Slide