Paragraaf 4.1: Ontwikkeling van het leven

Paragraaf 4.1: Ontwikkeling van het leven
V4
Thema 4
Evolutie
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Paragraaf 4.1: Ontwikkeling van het leven
V4
Thema 4
Evolutie

Slide 1 - Slide

Lesdoel
  1. Ik kan benoemen uit welke periode de eerste levende organismen op aarde stammen.
  2. Ik kan het ontstaan van prokaryoten en eukaryoten beschrijven.
  3. Ik kan het ordeningssysteem van organismen beschrijven en toepassen.

Slide 2 - Slide

Hoe oud is de aarde?

Slide 3 - Mind map

Hoeveel jaar geleden ontstond het eerste leven op aarde?

Slide 4 - Mind map

Geschiedenis van het leven op aarde
Precambium (7% zuurstof in atmosfeer)
  • 4,6 miljard jaar geleden: ontstaan aarde
  • 3,8 miljard jaar geleden: eencelligen
  • 670 miljoen jaar geleden: meercelligen 

Paleozoïcum
  • 542 miljoen jaar geleden: gepantserde dieren, geleedpotigen, stekelhuidigen en vissen -> fossielen
  • 400 miljoen jaar geleden: eerste landplanten en daarna geleedpotigen
  • 350 miljoen jaar geleden: gewervelden (amfibieën), eerste planten met vaatbundels en reptielen en insecten
  • 250 miljoen jaar geleden: eerste zaadplanten

Binas tabel 94A

Slide 5 - Slide

Geschiedenis van het leven op aarde
Mesozoïcum
  • Reptielen (eerste gewervelde landdieren), niet meer afhankelijk van water voor de voortplanting (eieren in schaal = geen uitdroging) en de Sauriërs (eerste zoogdieren en vogels = warmbloedig)

Cenozoïcum
  • Langdurige klimaatverandering na een meteorietaanslag = verdwijning Sauriërs
  • Zoogdieren en vogels konden zich verder ontwikkelen
  • 5 miljoen jaar geleden: oudste fossielen met menselijke kenmerken


Binas tabel 94A

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

temperatuur sinds de cambrium

Slide 8 - Slide

IJstijden
meer ijs=minder water

temperatuursschommelingen zorgen dus (o.a.) voor ontstaan en verdwijnen van eilanden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Negatieve terugkoppeling
Wanneer een toename in iets automatisch lijdt tot z'n eigen afname (en andersom).

Geeft evenwicht.


Planten
CO2
+
-
temp
+
+

Slide 11 - Slide

Uitsterven
Dino's

Slide 12 - Slide

Bedenk hoe het uitsterven van de Dino's de weg vrij maakte voor de evolutie van zoogdieren (bijvoorbeeld vogels)

Slide 13 - Open question

Cambrische explosie
meercelligheid

meer specialisatiemogelijkheden
nieuwe voedselrelaties

nieuwe niches-> selectie

Slide 14 - Slide

Wanneer vind je de eerste meercellige (ongewervelde) dieren? Wat zouden evolutionaire voordelen kunnen zijn van meercelligheid?

Slide 15 - Open question

Voordelen meercelligheid
  • specialisatie van specifieke celtypen

  • voortplanting

  • voedselopname

  • bescherming (groter=veiliger)



Slide 16 - Slide

Leg uit hoe het uit elkaar drijven van continenten nieuwe soortvorming versneld kan hebben?

Slide 17 - Open question

organisch <-> anorganisch
Anorganische stoffen zijn:
  • klein en eenvoudig gebouwd
  • bestaan maar uit een paar atoomsoorten
  • belangrijkste voorbeelden: O2, CO2, H2O, NO3-, N2 etc

Organische stoffen zijn:
  • ingewikkelder van bouw
  • bestaan ten miste uit C, H en (meestal) O atomen (vaak N en/of P en soms S en andere soorten)
  • zijn door organismen geproduceerd 
  • belangrijkse voorbeelden: glucose, zetmeel, aminozuren, eiwitten, DNA/RNA, chlorofyl

Slide 18 - Slide

Welke stoffen zijn anorganisch? en welke zijn anorganisch?
- Water
-CO2
- Aminozuren
- DNA
- Nitraat
- Glucose
- Zetmeel
- Zuurstof
- Eiwit
- Bladgroen
-Stikstof

Slide 19 - Slide

Ontstaan van organische stoffen
Chemische evolutie: vormen stoffen waaruit de eerste eencelligen konden ontstaan.

Oeratmosfeer: stikstofgas, waterdamp, koolstofmonoxide, koolstofdioxide, waterstofgas, ammoniak, methaan en waterstofsulfide (vulkaanuitbarsting)
  • Van anorganische stoffen naar organische stoffen door energie uit elektrische ontladingen, uv-straling en botsingen met meteorieten

Slide 20 - Slide

Miller-Urey-experiment (1951)
Bootste het ontstaan van organische stoffen uit anorganische stoffen in het laboratorium na. Uit aminozuren, nucleotiden, sachariden en vetzuren kunnen in organismen de belangrijke organische stoffen als eiwitten, DNA, koolhydraatketens en vetten gevormd worden.

Oersoep: kleine organische moleculen verenigen zich tot grotere (protobionten)
Zelforganisatie: de vorming van cellen uit organische stoffen (er ontstaan eenheden met nieuwe eigenschappen op een hoger organisatieniveau, zoals delen en doorgeven DNA)

Andere theorieën over chemische evolutie
  • Black smokers theorie (400 graden, hoge druk)'
  • Bouwstenen voor het leven afkomstig uit de ruimte

Slide 21 - Slide

Allereerste levensvormen (fossielen)
Prokaryoten (1,4M): eencellige organismen met kringvormig DNA-molecuul dat los in het cytoplasma ligt (zonder celkern of andere zichtbare organellen)
  • Anaeroob: konden uitsluitend leven in een milieu zonder zuurstof
  • Heterotroof: verkregen energie uit de opname en afbraak van organische stoffen uit de oersoep (kunnen dus zelf niet organische stoffen uit anorganische stoffen maken voor voedsel en bouw)


Cyanobacteriën/blauwalg (2,8M): 
  • Autotroof: zelf in staat tot fotosynthese (anorganisch -> organisch)
  • Produceerden zuurstof = atmosfeer rijker + anaerobe levensvormen vergiftigd (2M)
  • Ontstaan eerste aerobe heterotrofe bacteriën: zuurstof gebruiken om opgenomen energierijke organische stoffen af te breken

Binas tabel 78

Slide 22 - Slide

ENDOSYMBIOSETHEORIE: ontstaan van eukaryoten (cellen met een celkern, dubbele membranen en organellen) binas tabel 94C

Slide 23 - Slide

Cyanobacterien
bijzonderheden:

foto-autotroof
stikstofbinders
toxisch

groeien vooral in warm, vervuild, zuurstofarm water

Slide 24 - Slide

Ondersteuning Endosymbiose theorie
  1. Mitochondriën en chloroplasten bezitten beide een kringvormig DNA-molecuul (dus ooit vrij levende bacteriën)
  2. Mitochondriën en chloroplasten bezitten ieder een dubbel membraan (binnenste = overeenkomstig met prokaryoot/bacterie membraan en buitenste = overeenkomstig met het celmembraan)

Slide 25 - Slide

Indeling in domeinen
Enorme biodiversiteit: verscheidenheid aan organismen (1,5m)

Taxonomen beschrijven, ordenen en benoemen groepen organismen.

Systematici onderzoeken en beschrijven de verwantschap op basis van gemeenschappelijke afstamming, op basis van:
  • uiterlijke kenmerken
  • cellen (morfologie)
  • moleculaire eigenschappen (bouw van membranen/ eiwitten/ DNA)

Zie links indeling op basis van microscopisch zichtbare eigenschappen. Binas tabel 79A +79B + 79C)

Slide 26 - Slide

Indeling op basis van verschil in bouw ribosomen
  • Prokaryoten: bacteriën en archaea -> eencelligen zonder celkern of andere door membranen begrensde organellen 

Verdere indeling bacteriën op basis van: biochemische reacties in de cel, bouw DNA en bouw celwand

  • Archaea: kunnen overleven in extreme milieuomstandigheden, nauwer verwant aan eukaryoten dan prokaryoten (eiwitten celwand)

  • Eukaryoten: schimmels, planten, dieren (complexer)

Binas tabel 92A+B

Slide 27 - Slide

Taxonomie
Rijk - stam - klasse - orde - familie - geslacht - soort
  • Tijger: dier - gewervelden - zoogdieren - roofdieren - katachtigen - panter - tijger

Wetenschappelijke naam (Linnaeus) = Geslacht + soort
  • Madeliefje: Bellis perennis L.

Slide 28 - Slide

Geologische tijdsschaal (BINAS 94A)
De aarde ontstond ong. 4,6 * 10^9 jgl
 
Eerste eencellige organismen ontstonden ong. 3,8 * 10^9 jgl in het PRECAMBIUM

Eerste meercellige organismen ontstonden ong. 670 * 10^6 jgl

Eerste landplanten: ong. 400 * 10^6 jgl in DEVOON

Eerste vaatplanten: ong. 350 * 10^6 jgl

Eerste dinosauriers (reptielen): ong. 250 * 10^6 jgl in het MESOZOICUM (Trias, Jura en Krijt)

Massa-extinctie dinosauriers: 65 * 10^6 jgl; start CENOZOICUM, zoogdieren worden dominant

Eerste mensachtigen: ong 5 * 10^6 jgl



Slide 29 - Slide

Aan de slag!
VWO
Paragraaf 4.1: opdracht 1 t/m 12



Slide 30 - Slide