This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
das Piratenspiel
Wie kan de meeste munten verdienen?
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Quiz Grammatik - 4. Fall
Personalpronomen im 4. Fall
Slide 3 - Slide
De vierde naamval van wer is...
A
wie
B
was
C
wer
D
wen
Slide 4 - Quiz
Welke persoonlijke voornaamwoorden staan in de vierde naamval (Akkusativ)
A
ich,du,er,sie,es,wir,ihr,sie,Sie
B
mir,dir,ihm,ihr,ihm,uns,euch,ihnen,Ihnen
C
mich,dich,ihn,sie,es,uns,euch,sie,Sie
Slide 5 - Quiz
Welk persoonlijk voornaamwoord verandert niet bij de vierde naamval?
A
ich - ich
B
du - du
C
sie - sie
D
er - er
Slide 6 - Quiz
Welke van de onderstaande woorden is/zijn een persoonlijk voornaamwoord? (in de vierde naamval)
A
ihn
B
euch
C
dich
D
ihr
Slide 7 - Quiz
Als er 'durch', 'für', 'ohne', 'um', 'bis' of 'gegen' in de zin staat volgt er na het voorzetsel een VIERDE naamval. Hoe verandert het persoonlijke voornaamwoord ER in de vierde naamval?
A
er
B
ihn
C
ihm
D
es
Slide 8 - Quiz
Welke van de onderstaande woorden is een persoonlijk voornaamwoord? (in de vierde naamval)