Herhaling H3 Krachten

Laatste PTA Praktische Theorietoets
Volgende week een praktische opdracht met theorievragen over krachten, de hefboom en de momentenwet

Vandaag: Herhaling Krachten

PTA woensdag 26 maart 2025
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Laatste PTA Praktische Theorietoets
Volgende week een praktische opdracht met theorievragen over krachten, de hefboom en de momentenwet

Vandaag: Herhaling Krachten

PTA woensdag 26 maart 2025

Slide 1 - Slide

Kunnen we krachten zien?
Eigenschappen Krachten:
 *  Zijn niet zichtbaar
 *  De gevolgen zijn (soms) zichtbaar

Gevolgen van krachten:
  •    Snelheid
  •    Richting
  •    Vormverandering  
  •         => Tijdelijk (elastisch)
  •         => Blijvend (plastisch)

Slide 2 - Slide

Nettokracht: Fres

Nettokracht = Resultante kracht (wat er effectief overblijft)
De nettokracht is de "optelsom" van alle krachten!

In gelijke richting: 
  • => Optellen
In tegengestelde richting: 
  • => Van elkaar af halen

Slide 3 - Slide

Zwaartekracht: Fz
Fz = m x g

Fz = Zwaartekracht [N]  (Fz = Fg = gewicht)
m = massa [kg]
g = valversnelling [N/kg of m/s2](binas!!)

LET OP!!! massa is GEEN gewicht

Slide 4 - Slide

Oplossen van een rekenvraag!
Gegevens:
  • Deze haal je uit de tekst / afbeelding / Binas
Gevraagd:
  • Kijk wat er gevraagd wordt en in welke eenheid!
Formule:
  • Noteer de formule (zoek evt op in de binas)
Uitwerking:
  • Laat zien hoe je tot een antwoord komt; invullen van de formule
Antwoord: 
  • Geef het antwoord weer; let op de juiste eenheid

Slide 5 - Slide

Opdracht:




Een PlayStation weegt 4500 gram
Bereken de zwaartekracht op de PlayStation

Denk aan de juiste EENHEID!

                  Hoe pak je dat aan!

Gegevens:
  • m = 4500 g = 4,5 kg 
  • g = 10 N/kg
Gevraagd:
  • Fz = ? N
Formule:
  • Fz = m x g
Uitwerking:
  • Fz = 4,5 x 10 = 45 N
Antwoord:
  • Dus de zwaartekracht is 45 Newton

Slide 6 - Slide

Fz = m x g
Hoe bereken je de massa?
A
m = Fz x g
B
m = Fz : g
C
m = g : Fz
D
m = Fz - g

Slide 7 - Quiz

Vandaag H3.4 Hefbomen
  • Ik kan uitleggen wat een hefboom is

  • Ik kan een draaipunt en een arm in een hefboom herkennen

  • Ik kan uitleggen hoe je met gereedschap een kracht kunt vergroten of verkleinen

  • Ik kan rekenen met de momentenwet

Slide 8 - Slide

Toepassing van Krachten bij hefbomen

Slide 9 - Slide

Nut van de hefboom
  • Door een hefboom kun je een grotere kracht uitoefenen op een voorwerp. 
  • Door de verhouding in de hefboom hoef je met een lange arm maar weinig kracht te zetten, om bij de korte arm heel veel kracht te krijgen.

Slide 10 - Slide

Werktuigen / Hefbomen
Grotere kracht maken  --> Hefboom

  • Draaipunt
  • Grote arm (werkkracht)
  • Kleine arm (lastkracht)

MOMENTENWET:        M1 = M2
                                     F1 x L1 = F2 x L2
M (moment) = F (kracht) x Lengte arm


Slide 11 - Slide

Momentenwet
  • Als de korte arm 3x kleiner wordt => dan wordt de last 3x groter
  • Hefboomregel; werkkracht x werkarm = lastkracht x lastarm 
  • Formule:           M1 = M2
  •                     F1 x L1 = F2 x L2   
  • Uitwerking:  120 x 30 = F2 x 10
  •                     3600 = F2 x 10
  •                     3600 : 10  = F2
  •                      360 N = F2
  • Antwoord: De kracht aan de rechterkant is 360 Newton


Slide 12 - Slide

Bepaal of de hefboom in evenwicht is

Slide 13 - Open question

H3.4 Momentenwet
  • Hefboomregel; werkkracht x werkarm = lastkracht x lastarm 
  • Formule:      
  •     M1   =   M2
  • F1 x l1 = F2 x l2   
  • F1 x 3,0 = 10 x 12
  •     F1 x 3 = 120
  • F1 = 120 : 3 = 40 N
  • Antwoord: De kracht op de spijker is 40 Newton 
  • arm 4x kleiner => kracht 4x groter


Slide 14 - Slide

Samenvatting: Krachten en werktuigen
* Enkele en dubbele hefboom
* Hefboomregel (GT)
   M1 = M2  <=> F1 x l1 = F2 x l2
* Hoe langer de werkarm => hoe groter de kracht op de last                                                  => hoe kleiner de spierkracht


Slide 15 - Slide

Kruiwagen met stenen
a) Waar zit het draaipunt?
b) Waar zitten de twee krachten?
c) Lengte arm v/d last (stenen)
  • 20 cm (= 0,20 m)
d) Lengte arm v/d spierkracht
  • 20 + 120 = 140 cm (= 1,40 m)
e) Massa stenen en kruiwagen = 95 kg, wat is de zwaartekracht hierop.
  • G: m = 95 kg ; g = 10 N/m2
  • G: Fz = ? N
  • F: Fz = m x g
  • U: Fz = 95 x 10 = 950 N
  • A: De zwaartekracht is 950 N
f) Wat is de spierkracht om de kruiwagen op te tillen?
  • G:   F1 = 950 N ; L1 = 20 cm
  •        F2 = ? N     ; L2 = 140 cm
  • F:    F1 x L1  = F2 x L2
  • U:   950 x 20 = F2 x 140
  •          19 000 = F2 x 140
  •  A:     F2 = 19 000 : 140 = 136 N

Slide 16 - Slide