Spelling H2
Een gebiedende wijs is:
A
u-vorm
B
hele werkwoord
C
hij-vorm
D
gebod of bevel
1 / 23
Items in this lesson
Een gebiedende wijs is:
A
u-vorm
B
hele werkwoord
C
hij-vorm
D
gebod of bevel
Slide 1 - Quiz
Gebiedende wijs
A
Bindt dit touw vast!
B
Bint dit touw vast!
C
Bintd dit touw vast!
D
Bind dit touw vast!
Slide 2 - Quiz
Wat is de gebiedende wijs?
A
Wees eens rustig
B
Morgen kom je om 8 uur op school
Slide 3 - Quiz
Gebiedende wijs
... daarmee op!
A
Hout
B
Houd
C
Hou
D
Houdt
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Wat is GEEN kenmerk van een gebiedende wijs?
A
Persoonsvorm staat vooraan
B
Geen onderwerp
C
Altijd enkelvoud
D
Uitroepteken
Slide 6 - Quiz
Welke is de gebiedende wijs?
A
iedereen moet aan het werk
B
eet smakelijk
Slide 7 - Quiz
(Zijn, gebiedende wijs) stil!
A
Ben
B
Is
C
Was
D
Wees
Slide 8 - Quiz
De gebiedende wijs heeft geen onderwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Link
hoofdletter
kleine letter
aan het begin van een zin
dagen, maanden en seizoenen
feestdagen
afleidingen van feestdagen
aardrijkskundige namen
Slide 12 - Drag question
hoofdletter
kleine letter
soortnamen afgeleid van aardrijkskundige namen
eigennamen
windstreken
namen voor een specifiek volk
groepen die verwijzen naar een ras, stam of godsdienst
Slide 13 - Drag question
hoofdletter
kleine letter
historische gebeurtenissen
eerste woord van een aanhaling
tijdperken
Slide 14 - Drag question
Is de zin goed of fout?
Zij is in januari jarig.
Zij is in januari jarig.
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quiz
Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw Van Beek
B
mevrouw van beek
C
mevrouw van Beek
Slide 16 - Quiz
beste mevrouw bekius
In de bovenstaande zin moet...
In de bovenstaande zin moet...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters
Slide 17 - Quiz
Met of zonder hoofdletters?
A
Gucci
B
gucci
Slide 18 - Quiz
Welke zin is goed?
A
22 Leerlingen zitten in onze klas.
B
22 leerlingen zitten in onze klas.
Slide 19 - Quiz
Kloppen de hoofdletters in deze zin?
'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
'S ochtends moet Tim vroeg opstaan.
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quiz
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Waar staan de hoofdletters goed?
A
'S middags gaat hij vroeg weg.
B
's Middags gaat hij vroeg weg.
C
's middags gaat hij vroeg weg.
Slide 22 - Quiz
EXIT TICKET: Dit onderdeel van hoofdstuk 2 wil ik graag maandag in de les herhalen:
