Stappenplan (gebruik schema S.156)
Stap 1. Staat er een voorzetsel in de zin met 3e of 4e naamval?
Ja --> bepaal of het voorzetsel bij de 3e of 4e naamval hoort
Nee --> ontleed de zin (ow / lv / mwv)
Stap 2. Bepaal het lidwoord bij het zelfstandig naamwoord (M/V/O/MV)
Stap 3. Bepaal of het woord bij de der-groep of ein-groep hoort.
Stap 4. Vul de juiste vorm in bij de juiste naamval.