Paso Adelante 1 Cap 2 Bron F

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Las reglas de salón de clases/ Huisregels

1. Bij binnenkomst ga je zitten volgens de plattegrond
2. Spullen op tafel: Boeken, pen en schrift
3. Geen mobieltjes in de klas
4. Als ik praat, zijn jullie stil
5. Steek je hand op als je iets wilt zeggen
6. Niet aan elkaar of aan elkaars spullen zitten

          Qué vamos a hacer hoy?

•  Hacemos juntos (samen) Bron F escuchar 19 (pág. 44)

• Explicación vraagwoorden 

• Trabajar ejercicios: 21a + b + c (pág. 45)
• Estudiar el vocabulario en Quizlet 2.1 + 2.2
•  quizlet.com/_cadvv6?x=1jqt&i=4ga9zu

Jueves 25 de mayo

Bron F cap 2

Bron F pág.22

para ejercicios

 19 + 20 

(pág.  44 - 45)

Categorie 1: eenvoudig

¿ Dónde?         Waar

¿A dónde?       Waarheen

¿De dónde?     Waar vandaan

¿ Cuándo?      Wanneer

¿ Cómo?          Hoe

¿Qué?               Wat

¿ Por qué?      Waarom

Categorie 2

Deze vraagwoorden nemen het geslacht en getal over van het zelfstandig naamwoord waar ze bij horen

 ¿Quién? ¿Quiénes?                  🡪 Wie?

¿Cuál/cuáles?                             🡪 Welke

¿Cuánto/a? ¿Cuántos/as?    🡪 Hoeveel?

LET OP!!

Als Cuánto met het werkwoord COSTAR (kosten) wordt gebruikt verandert cuánto niet: ¿Cuánto cuesta el libro?

Sleep de juiste vertaling van de vraagwoorden

 waar

hoeveel

hoe

wie

wanneer

waarom

Wat / Welk

wat

¿Cuánto?

¿Cuándo?  

¿Cómo?

¿Dónde?  

¿Cuánta?

¿Por qué?

¿Quién?

¿Cuál? 

¿Qué?  

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ __________ te llamas?

1. Qué
2. Cómo
3. Cuándo
4. Cuánto

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ __________ vives tú? Vivo en Kudelstaart

1. Dónde
2. Cuánto
3. Cuándo
4. Quién

Welk vraagwoord moet in de zin komen:

¿ __________ es tu casa? Mi casa es bonita y grande

1. Dónde
2. Cuánto
3. Cuándo
4. Cómo

Bron G 

• Ejercicios 21 a + b + c (pág 45)
• Practicar vocabulario en Quizlet 

2.3 bron F, G en H

¿Cómo has trabajado hoy ?

😒🙁😐🙂😃