Grammatica WS 1 en 3 Herhaling en Voegwoord

Pak alvast een Ipad en log in.

§3: Voegwoorden herkennen
Voordat we beginnen:
T2B
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak alvast een Ipad en log in.

§3: Voegwoorden herkennen
Voordat we beginnen:
T2B
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 1 - Slide


  • Je kunt voegwoorden herkennen.
  • Je kunt samengestelde zinnen herkennen
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze lessen gaan we:


  • De uitleg behandelen van paragraaf 3
  • De opdrachten van paragraaf 3 maken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

  • Kroket of frikandel
  • De snelle aanvaller en de trage verdediger
  • Ik kan naar Australië op vakantie, 
    want ik heb genoeg gespaard.

Slide 5 - Slide

Voegwoorden
Let op: sommige voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan. 

Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.


Slide 6 - Slide

Welk woord past er op de puntjes? Zet de antwoorden in je schrift.

  1. Een dagje Efteling met z’n allen kan leuk zijn, … het is wel een aanslag op je budget.
  2. … je verhaal gaat halen bij de conciërge, moet je je afvragen of je wel gelijk hebt.
  3. Niek lijkt totaal niet op zijn broer, … die heeft donkere krullen en Niek is blond.
  4. … je trek hebt, mag je wel iets lekkers pakken uit de koelkast.
  5. Iris kwam doodmoe terug van de hockeytraining, … ze ging vroeg naar bed.
Opdracht
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, 
§3: Voegwoorden. Opdracht 2, 3 en 4 (blz. 206-207)

$4: Samengestelde zinnen. Opdracht 1, 2 en 3 (blz. 208 - 209)

Hoe?
Zelfstandig. 
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
15 minuten 
Klaar?
Pak je leesboek en ga lekker lezen
(Huiswerk)opdrachten
timer
30:00

Slide 8 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen een werkwoord (ww), lidwoord (lw), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) en voorzetsel (vz).
  • Je kunt voegwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 9 - Slide

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'Engelsman'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
werkwoord (ww)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
lidwoord (lw)

Slide 10 - Drag question

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'het'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
bepaald lidwoord (blw)
onbepaald lidwoord (olw)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
voegwoord (vw)

Slide 11 - Drag question

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'gewonnen'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
werkwoord (ww)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
lidwoord (lw)

Slide 12 - Drag question

Maak een zin met daarin een werkwoord (ww), een zelfstandig naamwoord (zn) , een bijvoeglijk naamwoord (bn) en een voorzetsel (vz).

Slide 13 - Open question

Voeg de zinnen samen door een voegwoord te gebruiken.

Ik ga naar de supermarkt. Ik heb boodschappen nodig.

Slide 14 - Open question

Maak een zin waarin een voegwoord voorkomt.

Slide 15 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 16 - Slide