Grammatica WS 1 en 3 Herhaling en Voegwoord

Pak alvast een laptop en log in.

§1: Herhaling leerjaar 1
§3: Voegwoorden herkennen
Voordat we beginnen:
2TH
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Pak alvast een laptop en log in.

§1: Herhaling leerjaar 1
§3: Voegwoorden herkennen
Voordat we beginnen:
2TH
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 1 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen een werkwoord (ww), lidwoord (lw), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) en voorzetsel (vz).
  • Je kunt voegwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 2 - Slide

In deze lessen gaan we:

  • Woordsoorten leerjaar 1 herhalen.
  • De uitleg behandelen van paragraaf 3
  • De opdrachten van paragraaf 3 maken.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Werkwoord
Een werkwoord herken je aan het feit dat je 'm kunt vervoegen. Je maakt er dan verschillende werkwoordsvormen van.
wandel, wandelt, wandelen, wandelde, wandelden, wandelend, gewandeld.

Slide 5 - Slide

Een zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier, plant of ding. Een ding kan van alles zijn. 

vrouw, vader, hond, goudvis, kamerplant, tabaksplant, fiets, pen, voetbal, telefoon, AirPods, school.

Slide 6 - Slide

Een zelfstandig naamwoord
Je herkent een zelfstandig naamwoord (zn) aan drie dingen:
1. Je kunt een zn in het meervoud zetten (een fiets, twee fietsen).
2. Je kunt een zn verkleinen. (fiets - fietsje).
3. Je kunt er een lidwoord voor zetten (de fiets, een fiets). 

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Geeft extra info (details) over een zelfstandig naamwoord: de groene kat, het grote feest.
Zo herken je een bn:
  • Staat voor of acher het zn.
  • Heeft een korte vorm (groen) en een lange vorm (groene).
  • Trappen van vergelijking.

Slide 8 - Slide

Voorzetsel
Een voorzetsel is een kort woord. Voorzetsels zijn woorden als aan, in, op, uit en voor. Ze vormen meestal het begin van een woordgroep: aan de muur, in de kast, op donderdag, uit gewoonte, voor jou, enz. Voorzetsel geven vaak een plaats, tijd of reden aan. 

Slide 9 - Slide

Voorzetsel
Voorzetsels worden vaak in combinatie met een zelfstandig naamwoord gebruikt.
  • Je kunt een voorzetsel vaak voor een lidwoord + zelfstandig naamwoord zetten: Voor de pauze.
  • Een voorzetsel staat meestal aan het begin van een zinsdeel: Ik ga naar de sportschool.
zo herken je een 

Slide 10 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §1: Herhaling leerjaar 1.
Hoe?
Zelfstandig, je mag overleggen met je buur 
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
30 minuten.
Klaar?
Pak je leesboek en ga lekker lezen
Opdrachten
timer
30:00

Slide 11 - Slide

Pak alvast een laptop, NIET inloggen nog!
Pak je leesboek en ga lekker lezen :)

§3: Voegwoorden herkennen
Voordat we beginnen:
2TH
GRAMMATICA
WOORDSOORTEN

Slide 12 - Slide

timer
15:00

Slide 13 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen een werkwoord (ww), lidwoord (lw), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) en voorzetsel (vz).
  • Je kunt voegwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 14 - Slide

In deze lessen gaan we:


  • De uitleg behandelen van paragraaf 3
  • De opdrachten van paragraaf 3 maken.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Voegwoord
Een voegwoord verbindt twee woorden, woordgroepen of zinnen met elkaar.

  • Kroket of frikandel
  • De snelle aanvaller en de trage verdediger
  • Ik kan naar Australië op vakantie, 
    want ik heb genoeg gespaard.

Slide 17 - Slide

Voegwoorden
Let op: sommige voegwoorden kunnen aan het begin van de zin staan. 

Amy versiert de woonkamer, omdat haar broer morgen jarig is.
Omdat haar broer morgen jarig is, versiert Amy de woonkamer.


Slide 18 - Slide

Welk woord past er op de puntjes? Zet de antwoorden in je schrift.

  1. Een dagje Efteling met z’n allen kan leuk zijn, … het is wel een aanslag op je budget.
  2. … je verhaal gaat halen bij de conciërge, moet je je afvragen of je wel gelijk hebt.
  3. Niek lijkt totaal niet op zijn broer, … die heeft donkere krullen en Niek is blond.
  4. … je trek hebt, mag je wel iets lekkers pakken uit de koelkast.
  5. Iris kwam doodmoe terug van de hockeytraining, … ze ging vroeg naar bed.
Opdracht
timer
3:00

Slide 19 - Slide

Wat?
Cursus 5 Grammatica woordsoorten, §3: Voegwoorden. Opdracht 1 t/m 5 (blz. 202-203).
Hoe?
Zelfstandig. 
De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
30 minuten
Klaar?
Pak je leesboek en ga lekker lezen
(Huiswerk)opdrachten
timer
30:00

Slide 20 - Slide

  • Je kunt onderscheid maken tussen een werkwoord (ww), lidwoord (lw), zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) en voorzetsel (vz).
  • Je kunt voegwoorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 21 - Slide

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'Engelsman'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
werkwoord (ww)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
lidwoord (lw)

Slide 22 - Drag question

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'het'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
bepaald lidwoord (blw)
onbepaald lidwoord (olw)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
voegwoord (vw)

Slide 23 - Drag question

De Engelsman Luke Humphries heeft het WK darts gewonnen.
Benoem de woordsoort 'gewonnen'.
sleep het juiste zinsdeel naar het vak hiernaast
werkwoord (ww)
zelfstandig naamwoord (zn)
bijvoeglijk naamwoord (bn)
voorzetsel (vz)
lidwoord (lw)

Slide 24 - Drag question

Maak een zin met daarin een werkwoord (ww), een zelfstandig naamwoord (zn) , een bijvoeglijk naamwoord (bn) en een voorzetsel (vz).

Slide 25 - Open question

Voeg de zinnen samen door een voegwoord te gebruiken.

Ik ga naar de supermarkt. Ik heb boodschappen nodig.

Slide 26 - Open question

Maak een zin waarin een voegwoord voorkomt.

Slide 27 - Open question

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 28 - Slide