2KM L11 B2J H1 Taalverzorging/Lezen H1en2

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Schrift of collegeblok
  • Pen
timer
2:00
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Ga naar je plek, pak je spullen en wacht tot de les begint.
  • Lesboek Nieuw Nederlands
  • Leesboek
  • Schrift of collegeblok
  • Pen
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Lesdoelen
  • Mededelingen
  • Lezen
  • Bespreken huiswerk
  • Theorie
  • Zelfstandig werken/Herhalen lezen
  • Huiswerk
  • Evaluatie les

Slide 2 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in een korte zin vinden
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen
  • Ik kan voegwoorden herkennen
  • Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in samengestelde zinnen vinden
  • Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen
  • Ik kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden goed spellen
  • Ik weet wat ik kan verwachten op de toets
  • Ik kan het onderwerp van een korte tekst te vinden.
  • Ik kan deelonderwerpen in een korte tekst vinden.
  • Ik kan de inleiding, het slot en het middenstuk van een tekst herkennen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst.

Slide 3 - Slide

Mededelingen
Wat moet ik weten?

Slide 4 - Slide

Lezen in stilte
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Nakijken 
Opdracht 5 van Taalverzorging (blz. 28/29)
Nakijkboekje blz: 16/17
Gebruik een andere kleur pen. Corrigeer je antwoord, indien fout.

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Slide 6 - Slide

Opdracht 5 blz. 29
1. gez. = ben geweest
2. gez. = heeft gelegd
3. gez. = gooit
4. gez. = was gekomen
5. gez. = had betaald
6. gez. = hebben moeten overnemen





Slide 7 - Slide

Samengestelde zinnen
  • Twee persoonsvormen!
  • Samengestelde zin heeft een voegwoord.

Slide 8 - Slide

Voegwoorden
  • En
  • Terwijl 
  • Omdat
  • Zodat
  • Nadat
  • Als 
  • Toen
  • Want
  • Maar
  • Of 
  • Dus

Slide 9 - Slide

Filmpje persoonsvorm spellen

Slide 10 - Slide

Persoonsvorm spellen
Stap 1: Wat is de ik-vorm?

Stap 2: Staat de zin in de tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt)? 


Slide 11 - Slide

Persoonsvorm tt enkelvoud
  • Je gebruikt de ik-vorm als ik ervoor staat of jij/je erachter
  • Kun je je niet vervangen door jij? Dan heb je NIET te maken met de ik-vorm
  • In de andere gevallen: ik-vorm + t


Slide 12 - Slide

Persoonsvorm tt meervoud
  • Persoonsvorm tt = hele werkwoord!


Slide 13 - Slide

Persoonsvorm vt 
  • Is het een zwak of sterk werkwoord?
  • Zwak werkwoord is een werkwoord dat NIET van klank veranderd.
  • Bij een sterk werkwoord veranderd de klank


Slide 14 - Slide

Persoonsvorm vt: zwak werkwoord 
  • Enkelvoud: Ik-vorm + -de/-te
  • Meervoud: Ik-vorm + -den/-ten

Wanneer -de(n) en wanneer -te(n)?
't ex-fokschaap
Kijk naar laatste letter van het ww als je -en afhaalt: Staat die medeklinker WEL in het 't ex-fokschaap? --> dan schrijf je -te(n) 

Slide 15 - Slide

Persoonsvorm vt: sterk werkwoord 

  • Schrijf het werkwoord zo kort mogelijk



Slide 16 - Slide

Zelfstandig werken
Maak: 
Opdracht 1 t/m 3 (blz. 30/31)
en
Opdracht 1 en 2 (blz. 32/33)

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Maak opdracht 4 op blz. 31 OF opdracht 5 op blz. 33
timer
5:00

Slide 17 - Slide

Zelfstandig werken
Maak: blz. 30/32
Opdracht 1 t/m 3

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Maak opdracht 4 OF ga lezen in je leesboek.
timer
5:00

Slide 18 - Slide

Wat is het onderwerp?
Een tekst of verhaal gaat ergens over. 
Dit noem je het onderwerp van een tekst. 
Lees de tekst eerst oriënterend en stel dan de vraag: 
Waarover gaat de hele tekst?

Slide 19 - Slide

Wat is een deelonderwerp?
In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.
Deze verschillende delen van het onderwerp zijn deelonderwerpen.
Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 20 - Slide

Hoe vind je een deelonderwerp?
Als je heel snel wilt weten wat deelonderwerpen in een tekst zijn, dan lees je de tekst globaal
Bij globaal lezen, lees je alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea.

Je kunt vaak ook gebruik maken van tussenkopjes.

Slide 21 - Slide

Hoofdzaken en bijzaken
De belangrijke informatie in een tekst noem je de hoofdzaken.
Wat niet zo belangrijk is zijn de bijzaken.

Slide 22 - Slide

Hoofdzaken vinden
  • Lees de inleiding en het slot
  • Lees de eerste en laatste zin van elke alinea
  • Kijk naar de lay-out (de opmaak)

Slide 23 - Slide

Extra oefenen: Lezen
Maak:
Opdracht 1 en 2 op blz. 213 en 214 

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!
timer
1:00

Slide 24 - Slide

Zelfstandig werken
Maak: blz. 30/32
Opdracht 1 t/m 3

Heb je een vraag?
Steek je vinger op!

Ben je klaar?
Maak opdracht 4 OF ga lezen in je leesboek.
timer
5:00

Slide 25 - Slide

Toets: Lezen H1 en H2
Datum:
Vrijdag 02 oktober

Leren:
Theorie op blz. 12 en 38

Weten/kunnen:
Ik kan het onderwerp van een korte tekst te vinden.
Ik kan deelonderwerpen in een korte tekst vinden.
Ik kan de inleiding, het slot en het middenstuk van een tekst herkennen. 
Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst.

Slide 26 - Slide

Huiswerk
Datum:
Vrijdag 02 oktober september

Maken:
Opdracht 1 t/m 3 (blz. 30/31) 
en
Opdracht 1 en 2 (blz. 32/33)

Slide 27 - Slide

Lesdoelen

  • Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in een korte zin vinden
  • Ik kan samengestelde zinnen herkennen
  • Ik kan voegwoorden herkennen
  • Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp en het gezegde in samengestelde zinnen vinden
  • Ik kan persoonsvormen in de tegenwoordige tijd goed spellen
  • Ik kan de verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden goed spellen
  • Ik weet wat ik kan verwachten op de toets
  • Ik kan het onderwerp van een korte tekst te vinden.
  • Ik kan deelonderwerpen in een korte tekst vinden.
  • Ik kan de inleiding, het slot en het middenstuk van een tekst herkennen.
  • Ik kan onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken in een korte tekst.

Slide 28 - Slide

Evaluatie
  • Wat heb je geleerd deze les?
  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 29 - Slide