This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Overzichtsles hoofdstuk 6
nodig: boek schrift laptop
Log in op de lessonup
Slide 1 - Slide
Leerdoelen deze les:
Je weet wat je moet leren voor de toets van H6
Toets gaat over H6 paragraaf 1 t/m 5.
Slide 2 - Slide
Voorkennis ophalen
Slide 3 - Slide
Weerstand is
A
de hoeveelheid electriciteit
B
de hoeveelheid energie
C
een electrisch apparaat
D
de hoeveelheid kabouters per seconde
Slide 4 - Quiz
Hoe groter de weerstand, hoe ......... de elektronen erlangs kunnen. Welk woord moet op de puntjes?
A
makkelijker
B
moeilijker
Slide 5 - Quiz
De ..... van een spanningsbron bepaalt hoeveel elektrische energie er geleverd kan worden. Wat moet er op de puntjes?
A
weerstand
B
stroom
C
spanning
D
stroomsterkte
Slide 6 - Quiz
stroomsterkte is:
A
spanning
B
aantal electronen per seconde
C
weerstand
D
batterij
Slide 7 - Quiz
Er staat een spanning van 9 V over een lampje. Met een ampèremeter meet je een stroom van 4,5 ampère. Wat is de weerstand van het lampje? (geef het getal en de eenheid uitgeschreven)
Slide 8 - Open question
de Wet van Ohm is:
A
U = I/R
B
U=I x R
Slide 9 - Quiz
Bij een serieschakeling is er maar 1 stroomkring
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quiz
Wanneer 2 lampen parallel geschakeld zijn én 1 is er stuk, dan branden ze allebei niet
A
juist
B
onjuist
Slide 11 - Quiz
Wanneer 2 lampen in serie geschakeld zijn én 1 is er stuk, dan branden ze allebei niet
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Je kan een schakelschema maken
Slide 13 - Slide
Zekering
Iedere groep is beveiligd met een zekering. Dat is een beveiliging die de stroomkring onderbreekt bij een stroomsterkte groter dan 16 A. Alle apparaten in die groep gaan dan uit.
Slide 14 - Slide
Kortsluiting
Bij kortsluiting loopt de stroom van de spanningsbron direct terug naar de spanningsbron, dus niet via een lamp of een ander apparaat.
Slide 15 - Slide
Lekstroom
Het kan voorkomen dat je een snoer of een apparaat aanraakt dat onder spanning staat. Je krijgt dan een schok. De stroom loopt via jou naar de grond. Stroom die op deze manier de stroomkring verlaat noem je lekstroom
Slide 16 - Slide
AARDLEKSCHAKELAAR
De aardlekschakelaar in de meterkast onderbreekt bij een lekstroom direct de stroomkring.
(bestudeer goed wat er in je boek staat)
Slide 17 - Slide
Randaarde bij apparaten
De randaarde zorgt ervoor dat een lekstroom via de aardleiding de aarde in loopt in plaats van door een persoon die het apparaat aanraakt.
Slide 18 - Slide
Een televisie met een vermogen van 30 Watt staat 20 minuten aan. Hoeveel energie verbruikt de televisie in kWh?
A
1 kWh
B
0,01 kWh
C
600 kWh
D
0,6 kWh
Slide 19 - Quiz
Formules
Spanning = stroomsterkte x weerstand
U (V) = I (A) x R (Ω)
1kV = 1000V
1A=1000mA
Slide 20 - Slide
Formules
Energie = Vermogen x t
E(J) = P (W) x t (s)
of
E(kWh) = P (kW) x t (h)
1 W = 1 J/s
1kW= 1000W
Slide 21 - Slide
Formules
kosten = energie x prijs per 1kWh
Kosten (euro) = E (kWh) x p (euro/kWh)
Slide 22 - Slide
Je kan:
-Rekenen met eenheden
-Formules omschrijven
Slide 23 - Slide
Beantwoorden van rekenvraag noteer altijd:
Gegevens:
Gevraagd
Formule:
Invullen: berekening
Antwoord: (een Nederlandse zin!)
Let op eenheden!
Berekening is dus geen antwoord!!
Slide 24 - Slide
Beantwoorden van open vraag:
Schrijf een fatsoenlijke Nederlandse zin, met uitleg.
Een Nederlandse zin begint met een hoofdletter en stopt bij een punt.
Slide 25 - Slide
Wat moet je nog meer leren?
Slide 26 - Mind map
Oefenen met de lesstof
Maak de oefentoets
Maak de lessonup met toetsvragen over paragraaf 4+5