(WEEK20, 14-05) Identify Adjectives & Adverbs

Hi 3M1!
Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden
DEEL 1 - Herkennen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hi 3M1!
Bijvoeglijk naamwoorden & Bijwoorden
DEEL 1 - Herkennen

Slide 1 - Slide

Adjectives
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijvoeglijk naamwoord beschrijft en zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
the angry teacher


angry is dan het bijvoeglijk nmw. , want het zegt iets over de docent / teacher.

Slide 2 - Slide

Even oefenen..
Zijn er meerdere antwoorden?
Schrijf beide woorden op in de juiste volgorde met daartussen alleen een spatie.

Slide 3 - Slide


What is the Adjective in this sentence?
"He won the first price."

Slide 4 - Open question


What is the Adjective in this sentence?
"The blue car suffered heavy damage.."

Slide 5 - Open question


What is the Adjective in this sentence?
"The journey was long and the wind was cold."

Slide 6 - Open question


What is the Adjective in this sentence?
"The wallpaper had a floral pattern."

Slide 7 - Open question


What is the Adjective in this sentence?
"Our final meeting will be this Monday."

Slide 8 - Open question

Op naar het volgende onderwerp..

Slide 9 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord kan iets zeggen over een bijvoeglijk naamwoord (wat iets zegt over een zelfstandig naamwoord).
The teacher is extremely angry.


Slide 10 - Slide

Adverbs
Dichtbij            Verweg
Enkelvoud          This                    That

Meervoud          These                Those
Een bijwoord zegt ook iets over een werkwoord.
Dit geeft antwoord op de vraag hoe?
The teacher screams angrily.


Hoe schreeuwt de docent? angrily.
Dit is dus een bijwoord.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Even oefenen..

Slide 13 - Slide


What is the Adverb in this sentence?
"She sings well."

Slide 14 - Open question


What is the Adverb in this sentence?
"The coffee is very hot."

Slide 15 - Open question


What is the Adverb in this sentence?
"She speaks all foreign languages fluently."

Slide 16 - Open question


What is the Adverb in this sentence?
"I visit my grandma daily."

Slide 17 - Open question


What is the Adverb in this sentence?
"I hardly recognized my old friend yesterday."

Slide 18 - Open question

Waar gaan we naartoe? 
Wat moet je uiteindelijk kunnen?

Slide 19 - Slide

Eind doel:
1. Je moet kunnen uitleggen wat een bijvoeglijk nmw. en bijwoord doet;
2a. Je moet in een Engelse zin het juiste bijvoeglijk nmw. of bijwoord in kunnen vullen;
2b. met de juiste spelling.

Slide 20 - Slide


"They lived together ... (happy)."

Slide 21 - Open question

Uitleg:
Wat is er happy?
Antwoord: "Samenwonen"
Samenwonen is een werkwoord, dus van happy moet een bijwoord worden gemaakt met +ly erachter. 

Happy eindigt wel al op een -y, dus deze verandert dan in een -i en daarna pas +ly.

Slide 22 - Slide

"See" you next week!
Don't forget to finish WEEK 20

Slide 23 - Slide