3.3 lenen

3.3. uitleg, 3.2 herhaal 
  • Rekenen met interest
  • Doe je boek open op blz. 101
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

3.3. uitleg, 3.2 herhaal 
  • Rekenen met interest
  • Doe je boek open op blz. 101

Slide 1 - Slide

Ik zet €900,- op een spaarrekening waar ik 3% samengestelde interest voor krijg. Hoeveel geld heb ik over 6 jaar gespaard?
A
€1.080,-
B
€1.016,20
C
€1.162,70
D
€1.074,65

Slide 2 - Quiz

Myra wil een reis maken. Ze heeft een spaarrekening waarbij ze 1,5% samengestelde rente per jaar ontvangt.
Hoeveel moet ze nu wegzetten om over 5 jaar te beschikken over € 2.500? Oftewel: hoeveel is de contante waarde van dit bedrag.
A
€ 2.320,65
B
€ 557,53
C
€ 2.156,52
D
€ 2.605,33

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen 3.3
  • Je leert de drie leenmotieven en kunt ze na deze les herkennen. 
  • Je kent verschillende kredietvormen en kunt de verschillen uitleggen. 
  • Je kunt de kredietkosten kunt berekenen.
  • je legt uit waarom kopen op afbetaling ook een lening is. 

Slide 4 - Slide

rol van de bank

Slide 5 - Slide

Leenmotieven
  • Tijdelijk geldtekort
  • Nu iets kopen (het is belangrijk dat het gebruik van hetgeen je koopt langer duurt dan de looptijd van de lening)
  • Plotseling dringend geld nodig

Slide 6 - Slide

aan de slag 3.3
blz 78
opdracht 1 t/m 3
5 minuten 

Slide 7 - Slide

Kredietkosten

Krediet = lening 


Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

  • aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
  • rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op 
vaste momenten in maandelijkse termijnen.


Slide 8 - Slide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening
    Rekenvoorbeeld
    Ik leen € 3.000 en betaal terug in maandelijkse termijnen van elk 
    € 148. Looptijd is twee jaar. Bereken de kredietkosten.

    Slide 9 - Slide

    Kredietvormen

    Consumptief krediet (bank):

    • persoonlijke lening (lenen en terugbetalen in afgesproken termijnen);
    • doorlopend krediet (wat afgelost is mag opnieuw opgenomen worden);
    • salariskrediet (rood staan bij de bank).

    • Noem de twee belangrijkste landen die deelnamen aan de wapenwedloop en welk oorlogswapen ze probeerden te bouwen.

    • Leg het verband uit tussen industrialisatie en de wapenwedloop.


    Consumptief krediet (winkel):

    • koop op afbetaling (meteen eigenaar);
    • huurkoop (pas eigenaar na aflossing).


    Slide 10 - Slide

    koop op afbetaling 
    • koop nu maar betaal later?
    • Hoeveel kost dit meer? bereken dat met onderstaand voorbeeld 


    • computer =  1x betalen 749 euro
    • of 36 euro per maand (24 maanden lang)



    waarom is koop op afbetaling ook lenen?

    Slide 11 - Slide

    Aan de slag
    blz 79 t/m 81
    opdracht 4 t/m 13

    Klaar?
    begrippen overschrijven, doelstellingen uitwerken. 

    Slide 12 - Slide

    Quiz

    Slide 13 - Slide

    Voor de aankoop van een caravan sluiten je ouders een lening af van € 10.000 met een looptijd van 2 jaar.

    Bereken de kredietkosten.

    Slide 14 - Open question

    Je leent € 1.000 en betaald in dit terug in maandelijkse termijnen van € 25. De looptijd van de lening is 4 jaar.

    Bereken de kredietkosten.
    A
    €1.300
    B
    €300
    C
    €1.200
    D
    €200

    Slide 15 - Quiz

    Lening in euro's: € 5.000
    Looptijd 24 mnd: maandtermijn € 225
    Hoeveel euro zijn de kredietkosten?
    A
    € 225
    B
    € 400
    C
    € 5.400
    D
    € 5.000

    Slide 16 - Quiz

    Hammid koopt een tv. Als Hammid direct betaalt is de verkoopprijs € 500.
    Hammid kiest er echter voor om de tv in termijnen te betalen.
    Hammid betaalt 12 termijnen van € 50.

    Bereken de kredietkosten.


    A
    € 50,00
    B
    € 100,00
    C
    € 500,00
    D
    € 600,00

    Slide 17 - Quiz

    Mark wil graag een nieuwe telefoon kopen.
    Zijn vader heeft deze maand geld tekort vanwege de aanbetaling van de vakantie.

    Van welke twee leenmotieven is hier sprake?
    A
    tijdelijk geld tekort, onverwacht dringend geld tekort
    B
    tijdelijk geldtekort, aanschaf duurzaam consumptiegoed
    C
    onverwacht dringend geld, aanschaf duurzaam consumptiegoed
    D
    tijdelijk geldtekort, aanschaf huis

    Slide 18 - Quiz

    Welke kredietvorm kun je afsluiten bij aankoop in een winkel of bij een internetbedrijf?
    A
    koop op afbetaling
    B
    huurkoop
    C
    hypotheek
    D
    doorlopend krediet

    Slide 19 - Quiz

    Bij welke kredietvorm mag je het afgeloste bedrag steeds weer opnieuw lenen?
    A
    Hypotheek
    B
    Salariskrediet
    C
    Persoonlijke lening
    D
    Doorlopend krediet

    Slide 20 - Quiz

    Meneer Boet leent geld om een nieuwe auto te kopen. Wat is het leenmotief van Meneer Boet?
    A
    tijdelijk geld tekort
    B
    duurzaam consumptie goed
    C
    onverwachte gebeurtenis
    D
    huis kopen

    Slide 21 - Quiz

    3.3
    afmaken 3.3
    15 minuten in stilte 
    blz 80 t/m 82
    opdracht 27 t/m 39

    Hierna: leerdoelen uitwerken, + uitleg 3.4 

    Slide 22 - Slide

    Lesdoelen 3.3
    • Je leert de drie leenmotieven en kunt ze na deze les herkennen. 
    • Je kent verschillende kredietvormen en kunt de verschillen uitleggen. 
    • Je kunt de kredietkosten kunt berekenen.

    Slide 23 - Slide