Signaalwoorden K3B (deel 3)

Welkom

Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je leesboek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.
1 / 48
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom

Ga rustig zitten (plattegrond).
Staat je telefoon uit?
Is je telefoon uit het zicht?
Pak je leesboek en pen.
Wacht rustig tot de les begint.

Slide 1 - Slide

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst

Slide 2 - Slide

Doel van deze les

  • Je weet wat tekstverbanden zijn.
  • Je weet wat signaalwoorden zijn.
  • Je weet hoe belangrijk signaalwoorden zijn.
  • Je kent 4 verbanden met de bijbehorende signaalwoorden.
  • Je kunt deze herkennen in de tekst.

Slide 3 - Slide

Planning
- Herhalen verbanden en signaalwoorden.

- Uitleg opdrachten en bijbehorende teksten.

- Opdrachten maken.

Slide 4 - Slide



Signaalwoorden van tegenstelling


Signaalwoorden van voorbeeld


Signaalwoorden van opsomming
zo
maar
en
ten eerste
zoals
toch

Slide 5 - Drag question

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 6 - Drag question

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Noteer een signaalwoord voor tegenstelling en maak hier een zin mee.

Slide 7 - Mind map

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'oorzaak-gevolg' in staat.

Slide 8 - Mind map

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waar het verband 'voorbeeld' in staat.

Slide 9 - Mind map

Goed signaalwoord/goede zin
Fout signaalwoord/foutieve zin
Maak een zin waarin het verband 'opsomming' staat.

Slide 10 - Mind map

Uit welke drie onderdelen bestaan de meeste teksten?
A
Inleiding, onderwerp en hoofdgedachte
B
Inleiding, slot en hoofdgedachte
C
Inleiding, kern en slot
D
Middenstuk, slot en hoofdgedachte

Slide 11 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp van een TEKST? (minimaal 4 noemen)

Slide 12 - Open question

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea
C
Een deel van de hoofdgedachte

Slide 13 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 14 - Open question

Wat is een kernzin?

Slide 15 - Open question

Waar vind je de kernzin meestal?

Slide 16 - Open question

Opdracht
Schrijf een verhaaltje (minimaal 75 woorden) over de volgende foto (zie document).
Eisen:
- titel
- inleiding-kern-slot
- van elk verband minimaal 1 signaalwoord
- minimaal 1 tussenkopje
-begin iedere alinea met de kernzin

Slide 17 - Slide

Opdracht
Verhalen uitwisselen.
Opdracht:
1. Is er sprake van inleiding-kern-slot? (zet er een krul bij)
2. Staat er minimaal 1 tussenkopje? (zet er een krul bij)
3. Onderstreep de kernzinnen.
4. Onderstreep de signaalwoorden.
5. Geef de tekst terug aan de eigenaar.

Slide 18 - Slide

Opdrachten maken
Bespreek de tekst vooraf.
Laat een filmpje zien van de game.
Bespreek wat een review is.

Slide 19 - Slide

Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Hoofdstuk 3 en 4, paragraaf Lezen, opdracht 1 t/m .........

Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
de hele les
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 20 - Slide

UITLEG
Wat zijn signaalwoorden en wat doen ze?
Signaalwoorden geven de lezer een seintje dat
een zin of een alinea 
een opsomming, een tegenstelling, een reden, een conclusie, enz. weergeeft. 
Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen en kun jij zelf betere teksten schrijven.

Slide 21 - Slide

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 24 - Slide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 25 - Slide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 26 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 27 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 28 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 29 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 30 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 31 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 32 - Slide

Voorbeelden van signaalwoorden die horen bij OPSOMMING
  • ten eerste, ten tweede, ten derde (enz.)
  • eerst, om te beginnen
  • bovendien, ook, en, verder
  • als laatste, ten slotte

Slide 33 - Slide

'verder' is een signaalwoord van opsomming.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Wat is/ zijn een signaalwoord(en) van: opsommend verband?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
tenslotte

Slide 35 - Quiz

Wat is een signaalwoord van: opsomming?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
Echter

Slide 36 - Quiz

wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
maar
C
al met al
D
zoals

Slide 37 - Quiz

Nog vragen?

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link

Slide 41 - Link

Oefenen met signaalwoorden
Hoe kun je oefenen met signaalwoorden? 
Open een website, zoek een nieuwsbericht, pak een recept of een andere tekst en omcirkel zoveel mogelijk signaalwoorden in verschillende kleuren.

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Link

Zelfstandig werken 3Kader
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Hoofdstuk 3, paragraaf Lezen, opdracht 1 t/m 5.

Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 44 - Slide

Zelfstandig werken 3Basis
Lees
de aantekeningen nog eens goed door.
Maak
Startopdracht klassikaal doen.
Blz. 84-91, opdracht 1 t/m 6.
Tekst eerst klassikaal lezen!
Hoe
opdrachten stil maken, zachtjes overleggen mag als je naast iemand zit.
Tijd
20 minuten
Klaar?
ga lekker lezen
Resultaat

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Link

Slide 47 - Link

Slide 48 - Link