* je weet wat beeldspraak is, en wat het nut is
* je weet wat een
vergelijking is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een metafoor is, je kunt voorbeelden herkennen/noemen
* je weet wat een personificatie is, je kunt voorbeelden herkennen/ noemen
* je weet wat metonymie is
* je leert vaste voorzetsels en voorzetseluitdrukkingen