verder met poster 2e les

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

welkom

ga rustig zitten en pak je spullen er bij (boek en poster opdracht)

leerdoelen

je weet over welk dier je de poster gaat maken.

je weet of je de begrippen goed hebt genoteerd.

wat gaan we doen?

opening= 5 min

begrippenlijst checken (ZF) = 5 min

stukje herhalen met uitleg = 5 min

aan de slag met aantal opdrachten (ZF) = 5 min

uitleg vervolgstap poster opdracht = 5 min

aan de slag met poster (ZS)/ (ZF) = 10 min

eigentijd = 10 min

check je begrippen lijst

ga na of alle begrippen kloppen. doe dit in twee tallen of met behulp van je boek. Je mag ook mij vragen.

overleg fluisterend (ZF)

ecosystemen

Wat is nu eigenlijk een ecosysteem? Om daar het antwoord op te vinden zal je eerst moeten begrijpen waar een ecosysteem uit bestaat. Als voorbeeld gebruiken we een achtertuin zoals op deze foto. 

ecosysteem

Biotische en abiotische factoren samen bepalen een ecosysteem. Een ecosysteem kan van alles zijn, een sloot, een bos, achtertuin of strand. Er leven allemaal verschillende dieren en groeien verschillende planten. De temperatuur is verschillend of er is een totaal andere onderdgrond.

abiotische factoren

Deze zijn dus niet levend. voorbeelden zijn water dat beschikbaar is, de hoeveelheid licht, temperatuur, de hoeveelheid wind en wat voor soort grond er in het ecosysteem aanwezig is. 

Biotische factoren

Dit zijn invloeden door leven. Bijvoorbeeld hoeveel voedsel er aanwezig is, de hoeveelheid roofdieren, schuilplaatsen, hoeveelheid soortgenoten en ziekteverwekkers.

Levensgemeenschap 
 

populatie

Populatie:

groep organismen van één soort.

Individu

ga aan de slag

maak opdracht 3,4,5,6

blz 125 van het werkboek

blz 85 van je tekstboek

In deze les draait het om de begrippen: individu, biotische factoren en abiotische factoren.

Vandaag bepaal je over welk organisme jij je poster gaat maken. Dat moet een dier zijn die rondom je huis voorkomt, bijvoorbeeld in de tuin. 

Het moet een wild dier zijn, dus niet je konijn ofzo. Maar bijvoorbeeld een vogeltje, slak, een bepaald insect, spin, etc.

 Zet de naam van het dier groot boven de foto. Dit is nu je individu.

Let erop dat je (zeker als je een A4 gebruikt) niet alles te groot maakt, want er komt nog meer bij in de volgende lessen.

Jouw gekozen dier zet je op de foto en wordt het centrale middelpunt van je poster. Print de foto uit en plak die in het midden van je A4 of als je die hebt A3.

Vanuit het dier teken je twee lijnen (bepaal zelf waar naartoe) eindigend in een cirkel. In de ene cirkel schrijf je drie biotische  factoren waar het dier mee te maken heeft en in de andere  cirkel drie abiotische factoren. 

Zet de woorden biotisch en abiotisch als titels in je cirkels.

ga verder met de poster

eerst 5 min zelfstandig (ZS) dan 5 minuten fluisterend (ZF)