Les 4 Spaans U2 voorbereiding toets periode 3

1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Vas a ver un  vídeo sobre la actualidad
Contesta a estas  preguntas en holandés con tu compañero de clase:
  1. ¿Qué es el Bernabéu?
  2. ¿Qué club de fútbol es?
  3. ¿Dónde  está  este  club de  fútbol?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

un  vídeo sobre la actualidad
Contesta a estas  preguntas en holandés con tu compañero de clase:
  1. ¿Qué es el Bernabéu?
  2. ¿Qué club de fútbol es?
  3. ¿Dónde  está  este  club de  fútbol?
timer
1:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Los objetivos de hoy son:
Je kan het weer in het Spaans  zeggen en verstaan.
Je  weet het verschil tussen  hay/ser/estar en je kunt dat in een oefening toepassen

Slide 6 - Slide

El examen  oral
Escribe en el post it:
1. Welk cijfer denk je dat je hebt behaald  voor je mondeling?
2. Leg uit waarom je denkt dat je dat cijfer hebt behaald?
3. Wat moet je beter leren/begrijpen voor de toets Spaans?
4. Schrijf je naam erop.
timer
2:00

Slide 7 - Slide

La clase anterior
Habla con tu compañero/a de clase:
1. Leg aan elkaar uit wat een wederkerend werkwoord is en hoe je  deze  in het Spaans herkent.
2. Leg aan elkaar uit hoe je een wederkerend werkwoord moet vervoegen als lavarse?
3.  Waar zet je de ontkenning bij het werkwoord (yo) me levanto?
4. Wat is het is lekker weer  in het Spaans?
5. Wat is het slecht weer i n het Spaans?
6. Hoe zeg je  het regent  in het Spaaans?
7. En het  stormt?
timer
1:00

Slide 8 - Slide

Repasar el  tiempo
Escribe en tu cuaderno  el  tiempo que  hace en despúes de ver el tiempo en español
1. Tarifa
2.  País  Vasco
3.  Las  Islas  Canarias

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Repasar el  tiempo
Escribe en tu cuaderno  el  tiempo que  hace en despúes de ver el tiempo en español
1. Tarifa
2.  País  Vasco
3.  Las  Islas  Canarias
timer
1:00

Slide 11 - Slide

Hay
Habla con  tu compañero/a   sobre el verbo  hay en holandés?
¿Qué significa?
¿Cuál es  la regla?
timer
0:20

Slide 12 - Slide

Hay = er is, er zijn
3 soorten  zijn:
ser = nationaliteit, datum, dag, beroep, naam, definitie/omschrijving, karakter, uiterlijk
estar  = zich bevinden, liggen, in welke klas je zit (estoy en segundo año). tijdelijke  emotie (verliefd  =  enamorado/a,  moe  = cansado/a,  boos = enfadado/a, zenuwachtig = nervioso/a, ziek = enfermo/a)
hay =  er is,  er zijn,  als je wilt zeggen wat/wie  er is/zijn
vaak met onbepaald lidwoord, getallen of met  veel =  mucho/a/os/as

Slide 13 - Slide

Practicar  con  hay
Mira en  el  aula de  español:
Escribe 4 frases con el verbo hay que ves en el aula:
bijv. Er zijn stoelen
Usa un diccionario hol-esp o tu lista de tu reader pag. 52
timer
4:00

Slide 14 - Slide

Practicar con hay/ser/estar
Vertaal de volgende zinnen:
1. Ik ben een leerling.
2. Wij zitten in het tweede jaar.
3. Jij bent moe.
4. Er is een docent
5. Er zijn veel woordenboeken.
6. Het is dinsdag.
timer
3:00

Slide 15 - Slide

Evaluación
Levanta la mano si:
1. Ik  kan 3 zinnen in het Spaans zeggen over het weer. (Bedenk ze gelijk in je hoofd)
2. Ik weet wat hay betekent.
3. Ik weet welke Spaanse werkwoorden zijn betekenen.
4. Ik weet wanneer je hay/ser/estar moet gebruiken.

Slide 16 - Slide

La preparación para la siguiente clase
Bekijk het toetsoverzicht.
Schrijf vragen op die je  hebt in je schrift.
Leer het weer in magister bijlage spa-ned, ned-spa
Leer de  3 soorten zijn (ook  de vervoegingen, hay, ser, estar)
Leer pag. 52 en  53 spa-ned, ned-spa  (alleen hardop, schrijvend hoeft niet)>
Maak  uit je reader pag. 34 een tekst.

Slide 17 - Slide