6. Toelichting/uitleg: zo, zoals, bijvoorbeeld, ter illustratie, met andere woorden, dat wil zeggen
7. Voorwaarde: als, indien, mits, tenzij, in het geval dat, wanneer
8. Tijd/chronologie: vroeger, nu, eerst, later, nadat, inmiddels, daarna, dan, tijdens
9. Oorzaak-gevolg: doordat, waardoor, daardoor, te danken/te wijten aan, zodat
10. Reden-verklaring: omdat, daarom, want, namelijk, immers, aangezien
11. Doel-middel: om, daartoe, opdat, om te, met behulp van, door middel van