Injecteren

                                        Injecteren
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

                                        Injecteren

Slide 1 - Slide

Ben je goed voorbereid?
A
Ja, kom maar op met die vragen...
B
Ik ben een beetje bang

Slide 2 - Quiz

Toedienen van medicatie via injectie
Voorbehouden handeling

Slide 3 - Slide

 voorbehouden handeling
kan risico voor de cliënt opleveren
gaat door de natuurlijke barrière van het lichaam
is in opdracht van een zelfstandige beroepsbeoefenaar;
uitvoeringsverzoek
 ben ik bevoegd, en bekwaam
 werkt volgens recent protocol
indicatie, contra indicatie
toestemming cliënt, wettelijke vertegenwoordiger

Slide 4 - Slide

5 j's
juiste patiënt
juiste medicatie
juiste wijze van toedienen
juiste dosering
juiste tijd

Slide 5 - Slide

Maar fijn als je ook de theorie kent :)

Slide 6 - Slide

Insuline toedienen

Slide 7 - Slide

Wat is de belangrijkste injectie plaats bij subcutaan injecteren
A
bovenbeen
B
buik
C
bovenarm
D
alle 3 zijn goed

Slide 8 - Quiz

Omdat het insulinenaaldje heel kort en dun is, kun je meerdere keren achter elkaar op dezelfde plaats injecteren
A
Ja, dat klopt
B
Nee, niet doen
C
De arts moet hier toestemming voor geven
D
Als de cliënt dit wil, dan doe je dat

Slide 9 - Quiz

Langwerkend en kortwerkend

Slide 10 - Slide

Langwerkende insuline spuit je bij voorkeur in het bovenbeen
A
Juist
B
Onjuist
C
Maakt niet uit

Slide 11 - Quiz

Als een cliënt meer dan 50I.E. insuline toegediend krijgt, dan moet je dat over 2 giften verdelen. Bv. in beide benen 25I.E.
A
Dat hoeft niet meer
B
Ja, dat moet
C
Alleen bij bv lekkage of pijnklachten

Slide 12 - Quiz

Als een cliënt een bloedsuikerwaarde heeft van 2.4 mmol dan vraag ik de arts hoeveel insuline ik bij moet spuiten
A
Onjuist
B
Juist

Slide 13 - Quiz

Wat geef je bij voorkeur aan een cliënt die een lage bloedsuiker heeft, maar nog wel goed aanspreekbaar is
A
Zo zoet mogelijk want het is belangrijk dat de bloedsuikerwaarde z.s.m. omhoog gaat.
B
Laat de cliënt zoveel mogelijk drinken en bewegen
C
Geef de cliënt iets met langzame koolhydrathen zoals bv brinta of een volkorenboterham
D
Als een cliënt aanspreekbaar is, hoeft de bloedsuiker niet per se omhoog

Slide 14 - Quiz

In welk deel van de huid injecteer je bij een subcutane injectie
A
Opperhuid (epidermis)
B
Lederhuid (dermis)
C
Onderhuids bindweefsel (subcutis)
D
pigment (melaline)

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Bij een kant-en-klare spuit die je subcutaan injecteert hoef je de spuit NIET te onluchten
A
Dat is juist, dat is niet nodig
B
Dat is ONjuist want ontluchten moet ALTIJD

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

In welk lichaamsdeel kan de hoogste hoeveelheid vloeistof geïnjecteerd worden
A
bil
B
dijbeen
C
bovenarm

Slide 19 - Quiz

Stelling 1:Je kunt een subcutane injectie loodrecht injecteren; de loodrecht techniek

Stelling 2: Je kunt een subcutane injectie in een huidplooi injecteren: de huidplooitechniek
A
Beide stellingen zijn juist
B
beide stellingen zijn onjuist
C
stelling 1 is juist
D
stelling 2 is juist

Slide 20 - Quiz

Wat controleer je als je voor injecteren de huid palpeert

A
of de huid beschadigd is
B
of de huid verhard is door bv littekenweefsel
C
of de huid niet te koud is
D
of er blauwe plekken zijn

Slide 21 - Quiz

In welke hoek breng je een naald in bij de huidplooitechniek s.c.
A
45 - 60 graden
B
90 - 120 graden
C
loodrecht
D
30 - 50 graden

Slide 22 - Quiz

Huidplooitechniek
Loodrechttechniek

Slide 23 - Slide

injectieplaatsen s.c.

Slide 24 - Slide

Injecteer NOOIT in
de buurt van grote bloedvaten
littekenweefsel
plaatsen die ontstoken of pijnlijk zijn.
verlamde ledematen
ledematen met trombose of oedeem.
plaatsen met rode of blauwe verkleuringen.
een geopereerd of te opereren gebied
een hematoom
plaatsen die hard aanvoelen
een arm of been met een infuus of shunt
in arm of been waarvan lymfklieren verwijderd zijn

Slide 25 - Slide

Medicatie die subcutaan toegediend wordt werkt sneller dan medicatie die Intramusculair toegediend wordt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Intramusculair injecteren

Slide 27 - Slide

De loodrecht techniek en de rangeer techniek zijn hetzelfde
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Bij de rangeertechniek ...
A
spuit je de vloeistof op twee plaatsen in de spier
B
schuif je de huid opzij voordat je gaat injecteren
C
spuit je loodrecht maar minder diep vanwege beschadiging periost
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 29 - Quiz

Wat is GEEN geschikte injectieplaats voor een intramusculaire injectie
A
bovenarmspier deltavormig
B
bilspier BBBK
C
buikspier transversus abdominis
D
dijbeenspier MBBBK

Slide 30 - Quiz

Bovenarm

Slide 31 - Slide

Bil

Slide 32 - Slide

Bovenbeen

Slide 33 - Slide

Wat moet je NIET doen als de naald vanuit i.m. positie verschuift naar subcutane positie
A
observeren op (heftige)lokale reacties
B
Stoppen met injecteren
C
De injectievloeistof rustig inspuiten
D
Arts bellen

Slide 34 - Quiz

Aspireren hoeft alleen maar als je een i.m. injectie in de bil toedient
A
Dat is niet waar. Je moet altijd aspireren.
B
Dat klopt. De kans dat je in de andere spieren een bloedvat aanprikt is heel klein.

Slide 35 - Quiz

Wat is een complicatie bij i.m. injecteren
(meerdere antwoorden zijn juist)
A
Een zenuw kan aangeprikt worden
B
Er kan abcesvorming ontstaan als de vloeistof slecht wordt opgenomen
C
een bloedvat kan aangeprikt worden waardoor medicatie te snel wordt opgenomen
D
Er kan een pijnlijke spiercontractie ontstaan

Slide 36 - Quiz

Waarom wordt medicatie bij een i.m. injectie sneller opgenomen dan bij een s.c. injectie
A
In spieren kun je meer vloeistof injecteren
B
spieren zijn beter doorbloed
C
door de beweging van de spieren
D
bij i.m. injecteer je dieper

Slide 37 - Quiz

Vleugelnaald

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Demonstratie
Insulinepen     ?
Subcutaan Dudo
Intramusculair  Angela
Vleugelnaald Britney

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide