This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Herhaling hoofdstuk 7 deel 1.
Mevrouw Hollestelle
khl@lodewijkcollege.nl
Slide 1 - Slide
7.1
In je leven doorloop je verschillende fases.
Samen vormen deze levensfases je levensloop.
Levensloop: Verloop van je leven. Tijdens je leven neem je verschillende financiële beslissingen.
Slide 2 - Slide
7.1 Ruilen over de tijd
Sparen: je stelt je consumptie uit
Lenen: je vervroegt je consumptie
Ruilen over de tijd:
Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand zijn
consumptie betaalt met geleend geld.
De prijs die je hiervoor betaalt (de prijs van de tijd) is rente
Slide 3 - Slide
7.1 Stroom of voorraadgrootheid
Per levensfase kun je bekijken wat er in die periode financieel gezien is gebeurd.
Je kunt ook bekijken wat er op een bepaald moment financieel gezien is gebeurd.
Stroomgrootheid
Voorraadgrootheid
Slide 4 - Slide
7.2 Leven lang leren
Slide 5 - Slide
7.2 Studeren kost geld
Via een studiefinanciering kun je geld krijgen of lenen.
Studiefinanciering: Stelsel dat de overheid heeft gemaakt met als doel mensen financieel in staat te stellen om te kunnen studeren.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Maken herhalingsopgave
Herhalingsopgave 1 t/m 6
Bladzijde 204
Slide 8 - Slide
Scholing is een investering in menselijk kapitaal.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
Winst van de afgelopen maand
B
Banksaldo
C
Huidige waarde machine
D
Eigen vermogen
Slide 10 - Quiz
Een levensloop van een individu eindigt altijd met de dood?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Tijdens de levensloop heb je te maken met ruilen over de tijd. Wat is een voorbeeld van ruilen over de tijd?
A
het kopen van schaarse goederen
B
lenen voor de studie
C
beginnen van een bedrijfje
D
het krijgen van een uitkering
Slide 12 - Quiz
Bij consumptie is er altijd sprake van ruilen over de tijd.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quiz
Wat is jouw 'human capital'?
A
De voorraad van competenties, kennis, sociale en persoonlijke vaardigheden,
B
De voorraad diploma's
C
De interesses in een bepaald vak
Slide 14 - Quiz
Noem nog twee andere manieren waardoor de arbeidsproductiviteit kan stijgen.
A
mensen ontslaan en scholing
B
scholing en langer werken
C
meer loon betalen en werktijden verlengen
D
scholing en specialisatie
Slide 15 - Quiz
Een gymleraar volgt een opleiding tot belastingadviseur
A
Bijscholing
B
Omscholing
Slide 16 - Quiz
De aflossing van de lening voor je studie is een
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid
Slide 17 - Quiz
Start-up Jungo brengt hypotheek van mens tot mens Jungo is een people-to-people hypothekenplatform. Het brengt online huizenkopers samen met particuliere investeerders. Bij de start hanteert Jungo soortgelijke acceptatievoorwaarden als banken. In een volgende fase kijkt Jungo bijvoorbeeld ook naar iemands …A… in de toekomst.
A
verdiencapaciteit
B
financieel vermogen
C
menselijk kapitaal
D
startsalaris
Slide 18 - Quiz
Kok Konstandinos gaat een cursus pizza bakken doen. Dit is....
A
Herscholing
B
Bijscholing
C
Omscholing
Slide 19 - Quiz
Wat bedoelen we met ruilen over de tijd met sparen?
A
Het verplaatsen van geld naar de bank
B
Het verplaatsen van geld naar achteren in de tijd
C
Het verplaatsen van geld naar voren in de tijd
D
het verplaatsen van geld naar een spaarvarken
Slide 20 - Quiz
AOW is een voorbeeld van ruilen over de tijd
A
Juist
B
Onjuist
Slide 21 - Quiz
Een stroomgrootheid wordt gemeten..
A
op een moment
B
over een periode
Slide 22 - Quiz
Een levensloop is ....
A
Van geboorte tot dood
B
Een cyclus die continu door gaat
Slide 23 - Quiz
Een timmerman verkoopt zijn bedrijf, gaat Frans leren en begint een camping in Frankrijk.
A
Omscholing
B
Bijscholing
C
Herscholing
Slide 24 - Quiz
Een docent wiskunde gaat opnieuw studeren om ook les te kunnen geven in natuurkunde.
A
Omscholing
B
Bijscholing
C
Herscholing
Slide 25 - Quiz
Het loon dat je op je bankrekening krijgt bijgeschreven voor je bijbaantje
A
voorraadgrootheid
B
stroomgrootheid
Slide 26 - Quiz
Als financieel adviseur ben ik een opleiding gaan doen om docent te worden. Dit is ....
A
herscholing
B
bijscholing
C
omscholing
Slide 27 - Quiz
Arbeidsproductiviteit neemt toe door goede scholing.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quiz
Door te studeren ontvang je studiefinanciering, dit inkomen valt onder....