Test spelling

Waar sta je?
Beste studenten, 
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk. Let uiteraard op je spelling bij een open vraag. Je bent er zelf verantwoordelijk voor dat je alle vragen beantwoordt en uiteindelijk op inleveren klikt. 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Waar sta je?
Beste studenten, 
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk. Let uiteraard op je spelling bij een open vraag. Je bent er zelf verantwoordelijk voor dat je alle vragen beantwoordt en uiteindelijk op inleveren klikt. 

Slide 1 - Slide

Als of dan? Ik/mij of jij/jou?

Slide 2 - Slide

Als of dan?
Mijn hond is veel liever ... mijn kat
A
als
B
dan

Slide 3 - Quiz

Als of dan + ik of mij?
Heb jij net zo'n zin in dat feestje ... ... ?
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 4 - Quiz

Als of dan?
In lokaal 4 ben je verder van de terminal ... in lokaal 1.
A
als
B
dan

Slide 5 - Quiz

Als of dan + ik of mij?
Mijn zusje heeft dezelfde kersttrui gekregen ... ...
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 6 - Quiz

Als of dan + ik of mij?
Hij gaat veel vaker op vakantie ... ...
A
als ik
B
als mij
C
dan ik
D
dan mij

Slide 7 - Quiz

Zij/hun/hen

Slide 8 - Slide

Zij of hun of hen?
Heb je ... ook voor dat feest uitgenodigd?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 9 - Quiz

Zij of hun of hen?
Waarom heb je ... niet uitgenodigd?
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 10 - Quiz

Zij of hun of hen?
... hebben nog niet gereageerd.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 11 - Quiz

Zij of hun of hen? (geef 2 antwoorden met daartussen een komma)
Zelfs als je ... een mailtje stuurt, reageren ... niet.

Slide 12 - Open question

Zij of hun of hen?
Je hoeft echt niet op ... te rekenen.
A
zij
B
hun
C
hen

Slide 13 - Quiz

me/mijn + jou/jouw + u/uw

Slide 14 - Slide

jou/jouw?
Gaat ... feest nog door?
A
jou
B
jouw

Slide 15 - Quiz

me/mijn?
Na het feestje brengt ... vriend ... thuis
A
me, me
B
me, mijn
C
mijn, me
D
mijn, mijn

Slide 16 - Quiz

u/uw?
Volgens mij is ... huis veel waard.
A
u
B
uw

Slide 17 - Quiz

jou/jouw?
Dat gezeur van ... begint me te storen.
A
jou
B
jouw

Slide 18 - Quiz

me/mijn?
Sorry mevrouw, ik ben vandaag ... boek vergeten.
A
me
B
mijn

Slide 19 - Quiz

Na of naar

Slide 20 - Slide

Na of naar?
Wil jij even ... de docent lopen om te vragen of je een extra blaadje mag?
A
na
B
naar

Slide 21 - Quiz

Na of naar?
Ik heb het echt enorm ... mijn zin op deze opleiding.
A
na
B
naar

Slide 22 - Quiz

Na of naar?
... aanleiding van de uitslag van de toets krijgen jullie nu extra uitleg.
A
na
B
naar

Slide 23 - Quiz

Na of naar?
Soms is het lastig om je weer goed te concentreren ... een heel fijn weekend.
A
na
B
naar

Slide 24 - Quiz

Na of naar?
... verloop van tijd wordt het wel makkelijker hoor.
A
na
B
naar

Slide 25 - Quiz

die/dat/wat

Slide 26 - Slide

die/dat/wat?
Het ergste scheldwoord ... ik ken, wil ik niet uitspreken
A
die
B
dat
C
wat

Slide 27 - Quiz

die/dat/wat?
Een foto ... je vergroot, wordt iets minder scherp.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 28 - Quiz

die/dat/wat?
Ik zie net een bericht op internet ... over die aardbeving gaat.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 29 - Quiz

die/dat/wat?
Dat is volgens mij het beste ... je kunt doen.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 30 - Quiz

die/dat/wat?
Het verslag van die vergadering ... uit de hand liep, wil ik graag lezen.
A
die
B
dat
C
wat

Slide 31 - Quiz

Weetwoorden

Slide 32 - Slide

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
assessoire
B
asseccoire
C
accesoire
D
accessoire

Slide 33 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
barbeque
B
barbecue
C
barbeqeu
D
barbeceu

Slide 34 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
enigszins
B
enigzins
C
enigzsins

Slide 35 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
electrisch
B
elektrisch

Slide 36 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
gelikd
B
geliked
C
gelikt
D
geliket

Slide 37 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
MBO'er
B
MBO-er
C
mbo'er
D
mbo-er

Slide 38 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
sowieso
B
zowiezo
C
zowizo
D
sowiezo

Slide 39 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
onmiddelijk
B
onmiddellijk
C
onmiddenlijk

Slide 40 - Quiz

Weetwoorden: wat is de juiste spelling?
A
s' Morgens
B
S' morgens
C
'S morgens
D
's Morgens

Slide 41 - Quiz