Week 5a - P3 - Herhaling

Hoofdstuk 7
Stoom en Fabrieken

Herhaling
Welkom bij geschiedenis!
1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7
Stoom en Fabrieken

Herhaling
Welkom bij geschiedenis!

Slide 1 - Slide

Onze afspraken
  1. In onze klas mag je altijd een vraag stellen. 
  2. Rust in de klas                                        - Als ik uitleg -> stilte.                          - Geconcentreerd werken -> stilte
  3. Telefoon, jassen, petten en AirPods zijn niet zichtbaar zonder mijn toestemming. 
  4. Vertrouwen

Slide 2 - Slide

Lesplanning
  • Lesdoelen
  • Herhaling en vragen
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoel vragen
  • bespreken lesdoelen
Lesplanning en huiswerk

Lesdoelen en opdracht

Oefenvragen

Instructie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 3 - Slide

Huiswerk

Maken:                            §5 - Af
Leren:                              §5
Wanneer inleveren:   Voor de volgende les
Waar inleveren:           tijdvoorgeschiedenis.nl

  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 4 - Slide

Lesdoelen

  • Je kunt verschillende Europese landen koppelen aan het modern-imperialisme.
  • Je kunt gevolgen van het modern-imperialisme noemen voor zowel Europa als de Europese kolonies.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 5 - Slide

Verandering
1) Eerst komt er meer voedsel door verbeterde landbouw

2) Dan groeit de bevolking

3) De winsten worden gebruikt om meer textiel te produceren
Begrippen:
  • Revolutie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 6 - Slide

verandering in de samenleving
  • Mensen trekken naar de stad ipv op platteland
  • Steden groeien
  • Mensen gaan in loondienst
  • Ontstaan arbeidersklasse 
Begrippen:
  • Revolutie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 7 - Slide

Verandering
  • Veel uitvindingen om de samenleving te verbeteren. 
  • Kleine groep mensen alle grond en rijk.
  • Plattelandsbewoners betaalden veel geld om op de grond van de eigenaren te mogen werken. 
  • De rijksten kochten nog meer stukken land op: schaalvergroting.
Begrippen:
  • schaalvergroting
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 8 - Slide

Landbouw
  • Meer landbouwproductie voor minder geld. 
  • Geen hongersnood meer.
  • Minder mensen stierven > bevolking neemt explosief toe. 
  • Grote gevolgen.
Begrippen:
  • Revolutie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 9 - Slide

Verandering
  • Het boerenleven armoedig en zwaar.
  • weefgetouw voor extra inkomsten: huisnijverheid.
  • Vraag naar kleding door bevolkingsgroei.
  • Spinning Jenny (2x zo snel!)
  • Waterframe: Waterrad aan spinning Jenny 
  • Veel ruimte voor nodig. 
  • Zo maakte de huisnijverheid langzaam plaats voor fabrieken. 
Begrippen:
  • Huisnijverheid.
  • Spinning Jenny
  • Waterframe
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 10 - Slide

Verandering
  • De machines in de Engelse textielindustrie steeds groter. 
  • In 1709 voor het eerst stoom toe. 
  • betrouwbaarder dan wind- of paardenkracht. 
  • Brandstof nodig.
  • Mijnen voor steenkool.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 11 - Slide

Stoommachines
  • Het probleem: Mijnen soms onder water 
  • Stoom gebruikt voor waterpompen
  • 1765: James Watt verbeterd stoommachine 
  • Gebruikt voor de aandrijving van allerlei machines.
  • Grotere en betere machines > meer en sneller > meer geld.  

Begrippen:
  • stoommachine
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 12 - Slide

Transport
  •  Meer transport nodig voor industrie. 
  • Nieuwe wegen en kanalen.
  • 1804:  stoomtrein.
  • Industriële Revolutie. 
Begrippen:
  • schaalvergroting
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 13 - Slide

Urbanisatie
  • Meer voedsel > minder landarbeiders. 
  • Mensen trekken naar de stad voor werk
  • Urbanisatie
  • Arbeiderswoningen nodig
  • Grote gezinnen
  • Snel gebouwd, geen waterleiding, riolering en slechte hygiëne 
  • Snel verspreidende ziekten.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • Urbanisatie

Slide 14 - Slide

Fabrieken
  • Veel arbeidskrachten.
  • 14 uur per dag in de fabriek van maandag t/m zaterdag. 
  • Geen vrije dagen of vakantie 
  • Niet werken, geen inkomen. 
  • Een man verdiende nooit genoeg.
  • Vrouwen en kinderen meehelpen. 
  • Arbeidsomstandigheden in de fabrieken slecht.
Begrippen:
  • Arbeidsomstandigheden
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 15 - Slide

Sociale kwestie
  • De overheid trok zich er niets van aan. 
  • Veel arbeiders alcoholverslaafd 
  • Meisjes en vrouwen soms in de prostitutie.
  • Hoog sterftecijfers onder moeders, baby's en jonge kinderen. 
  • Veel problemen met weeskinderen.
  • De sociale kwestie.
Begrippen:
  • sociale kwestie.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 16 - Slide

De Bourgeoisie
  • Een kleine groep rijke mensen verdiende veel geld door de industrie: De Bourgeoisie
  1. de fabrikanten, 
  2. bankiers
  3. kooplieden. 
  • Veel invloed op de overheid. 
  • Aanhangers van het Liberalisme
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • bourgeoisie

Slide 17 - Slide

Het Liberalisme
  • De Bourgeoisie wilde zo min mogelijk regels van de overheid en zo veel mogelijk vrijheid
  • Vrijheid = Libertas
  • Politieke stroming: Het Liberalisme. 
  1. Geen wetten over hoe hoog de lonen moesten zijn 
  2. Geen wetten hoe lang de werktijden waren
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • Liberalisme

Slide 18 - Slide

Het Socialisme
  • Sociale kwestie
  • Slechte leef en werkomstandigheden
  • Arbeiders willen verbeteringen en rechten
  • Zo veel mogelijk gelijkheid: Socialisme
  • Het socialisme wil:
  1. Betere arbeidsomstandigheden voor fabrieksarbeiders
  2. Meer gelijkheid
  3. Betere woningen
Begrippen:
  • Socialisme
  • Sociale kwestie
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 19 - Slide

De industrie groeit!
  • Nieuwe steden bij belangrijke plekken:
  1. Havens
  2. Mijnen 
  3. Waterwegen
  • Zwaar arbeidersbestaan 
  • Na Napoleon industrialisatie in West-Europa.  
  • Grondstoffen werden veel verhandeld langs rivieren en over heel Europa. 
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • industrialisatie

Slide 20 - Slide

Grondstoffen
  • Door groei bevolking en industrie meer grondstoffen nodig (goud, olie en rubber)
  • Fabrikanten willen meer spullen verkopen (afzetmarkt). 
  • Over de eigen grenzen op zoek naar nieuwe klanten en meer grondstoffen. 
  • Engelsen naar India en China. 
  • Kolonies gebruiken in ruil voor beschaving, onderwijs en geloof 
  • Landen willen zo veel mogelijk kolonies.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • Liberalisme

Slide 21 - Slide

Koloniën
  • De Europese landen veel handelsposten en kolonies.
  • De regering hielp fabrikanten met uitbreiden naar het buitenland.
  • Europese landen nemen nog meer grote gebieden en landen over de hele wereld in. 
  • De inwoners moesten grondstoffen voor de Engelsen produceren + verplicht om Engelse producten te kopen. 
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • Handelsposten

Slide 22 - Slide

Modern Imperialisme
  • Inwoners onderdrukt met geweld en wapens. 
  • spoorlijnen, stoomschepen en telegraafverbindingen worden aangelegd. 
  • Modern imperialisme 
  • Nieuwe grenzen in de hele wereld. 
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • Modern Imperialisme

Slide 23 - Slide

Nederland en Indonesië
  • Kolonie Nederlands-Indië (Indonesië)
  • Het cultuurstelsel 
  • hele bevolking 20% van de grond voor de Nederlandsche Handel-Maatschappij moet verbouwen. 
  • Uitbuiting, armoede en hongersnood.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting
Begrippen:
  • industrialisatie

Slide 24 - Slide

Opdracht(en)

Maken: §5

  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 25 - Slide

Huiswerk
Maken: §5 - af
Leren: §5
Wanneer inleveren: Voor de volgende les
Waar inleveren: Tijd voor geschiedenis

  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 26 - Slide

Leerdoelencheck!

Slide 27 - Slide

Wat is modern imperialisme?
A
De Europese inspanningen om ervoor te zorgen dat de bevolking van de koloniën welvarend zou worden.
B
De Europese machtsuitbreiding in Azië en Afrika na 1870, waardoor grote koloniale rijken ontstonden.
C
De Europese ontdekkingsreizen in de zeventiende eeuw, met als doel de relatie tussen Europa en Azië te verbeteren.
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 28 - Quiz

Wat zijn koloniën?
A
Een land.
B
Een gebied waar alleen boerderijen staan.
C
Een gebied buiten het eigen land.
D
Een gebied in je eigen land.

Slide 29 - Quiz

Hoe verschilde het stichten van koloniën in de Gouden Eeuw van het stichten van koloniën in de tijd van burgers en stoommachines?
A
In de Gouden Eeuw waren het vooral handelsposten, geen grote stukken grond die werden veroverd.
B
In beide tijden was het stichten van koloniën hetzelfde.
C
In de Gouden Eeuw werd vooral Azië gekoloniseerd, in de tijd van burgers en stoommachines vooral Afrika.
D
In de Gouden Eeuw werd er meer gekoloniseerd dan in de tijd van burgers en stoommachines.

Slide 30 - Quiz

Wat is het cultuurstelsel?
A
Producten die verbouwd worden en verkocht aan landen
B
Regels voor boeren in Indië om producten te verbouwen voor NL
C
Het culturele erfgoed van andere landen
D
Afspraken die gemaakt zijn zodat alle boeren dezelfde winst krijgen

Slide 31 - Quiz

Het cultuurstelsel was...
A
Voor Nederland voordelig en voor Java nadelig
B
Voor Nederland nadelig en voor Java voordelig
C
Voor zowel Nederland als Java nadelig
D
Voor zowel Nederland als Java voordelig

Slide 32 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 33 - Open question

Lesdoelen


  • Je kunt verschillende Europese landen koppelen aan het modern-imperialisme.
  • Je kunt gevolgen van het modern-imperialisme noemen voor zowel Europa als de Europese kolonies.
  • Lesplan
  • Lesdoelen
  • Herhaling
  • Instructie
  • Opdracht(en)
  • Lesdoelvragen
  • Afsluiting

Slide 34 - Slide

Modern Imperialisme
Sociale kwestie
Industriële revolutie 

Slide 35 - Drag question

De Industriële revolutie heeft Modern-Imperialisme veroorzaakt
- Vul het oorzaak-gevolg schema in.
industriële revolutie 
Massaproductie
Grondstoffen te kort
Modern-Imperialisme
Koloniseren Afrika/ Azië
Grotere afzetmarkt + Grondstoffen
Te veel producten
Groter grondgebied

Slide 36 - Drag question

Hoort bij modern imperialisme
Hoort niet bij modern imperialisme
Koloniën
Europese wereldrijken
Veroveringen binnenlanden
Handelsposten langs de kust

Slide 37 - Drag question