Les 35 Thema 6 hoofdstuk 7 Deel B omgaan met verandering

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 4

Programma

Terugblik

Les + doel

Theorie

Quiz

Controle

Zelfstandig werken

Evaluatie

Terugblik

Wat hebben we de vorige keer gedaan? (voornaamwoorden)

Wat hebben we geleerd?

Lesdoel

Aan het eind van deze les weet ik dat er  in nieuwe situaties soms van mij gevraagd wordt om mijn gedrag aan te passen

Omgaan met verandering

Omgaan met verandering betekent dat jij je kunt aanpassen aan een nieuwe situatie.

Dat betekent soms ook:

• Openstaan voor nieuwe ideeën van andere mensen
•  Dat je kunt omgaan met onduidelijkheid en onzekerheid.
• Dat je kunt omgaan met de verschillen tussen mensen

Makkelijk

Moeilijk

Geef een voorbeeld van een situatie waarin je moest omgaan met verandering.

flexibel reageren

Omgaan met veranderingen betekent dat je flexibel moet kunnen reageren. Flexibel reageren betekent dat jij door te luisteren en te kijken naar de ander kunt aanpassen aan de situatie. Je probeert meegaand te zijn als dit nodig is. Meegaand zijn betekent niet dat je zomaar alles doet wat een ander zegt, maar wel dat je bereid bent ja aan te passen aan de wensen van iemand anders. 

studiemeter.uitgeverij-deviant.nl

Welke grote verandering heeft Lauren meegemaakt?

Geef voorbeelden van de aanpassingen die Lauren heeft moeten maken?

Wat zijn vooroordelen?

Noem een voorbeeld van een vooroordeel uit het fragment

Situatie 1

Philip heeft een nieuwe vriendin en hij is smoorverliefd. Philip kent zijn vriendin nu 4 maanden en ze doen alles samen. En als ze niet samen zijn, sturen ze elkaar de hele dag berichten via social media. Philip ziet de toekomst met zijn vriendin helemaal voor zich: samenwonen, reizen, trouwen en kinderen krijgen, het staat allemaal op zijn  verlanglijstje.

Tijdens een etentje blijkt dat de vriendin van Philip nog veel andere plannen heeft. Ze is harstikke gek op Philip, maar samenwonen wil ze nog lang niet en misschien wil ze wel helemaal geen kinderen. Ze heeft in ieder geval besloten dat ze een half jaar gaat studeren in Amerika. Morgen heeft ze een gesprek met haar mentor en ze vertrekt waarschijnlijk al over vier weken. Philip zal zijn verwachtingen voor de toekomst moeten bijstellen. 

Hoe denk je dat Philip zich voelt na zijn gesprek met zijn vriendin?

Philip moet zijn verwachtingen voor de toekomst bijstellen leg uit wat hiermee wordt bedoeld

Situatie 2

Drie weken geleden is Franca van baan veranderd. Ze werkte eerst als horeca assistent in de keuken van een verzorgingstehuis, maar nu werkt ze in de keuken van een klein café. Ze wil graag in een klein team werken en meer leer over de bereiding van de gerechten. Ze hoopt dat ze in de toekomst zelfstandiger mag koken.

Franca is vol goede moed begonnen en ze heeft leuke collega's. In het verzorgingstehuis kon ze het heel goed met de chef vinden. Ze kon alles aan hem vragen en hij was altijd bereid iets aan haar uit te leggen. Aan haar nieuwe chef moet ze wel heel erg wennen. 

Met deze chef is alles anders. Hij is streng en neemt weinig tijd om naar Franca te luisteren. Franca doet haar best , maar ze heeft het gevoel dat ze niets goed kan doen. Ze moet precies doen wat de chef wil en anders wordt hij boos. Ze had niet verwacht dat deze chef zulke andere eisen aan haar zou stellen.

Hoe denk je dat Franca zich voelt?

Controle

Wat heb ik tot nu toe geleerd?

Is het lesdoel behaald?

Wat kan ik hiermee?

Verdieping

Welk bergip past bij de omschrijving:
"Het verlangen om hogerop te komen in je werk"

1. Promotie
2. loopbaan
3. ambitie
4. ontplooien

Wat is ontplooien?

1. Je talent verbeteren
2. Van tevoren zeggen wat er gaat gebeuren
3. Denken dat iets zal gebeuren
4. Zonder hulp van anderen

Hoe noem je de afspraken tussen werkgevers en werknemers over werktijden en loon

1. sector
2. cao
3. promotie
4. traject

Wat is het juiste verkleinwoord van baby

1. babietje
2. babytje
3. baby'tje
4. babie'tje

wat is het juiste verkleinwoord ketting

1. kettingtje
2. kettinkje
3. kettenigkje
4. kettingetje

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord

1. huis
2. tegen
3. rode
4. schoen

welk woord is een zelfstandig naamwoord

1. zilveren
2. ketting
3. grote
4. tussen

Welk woord is een voorzetsel

1. rode
2. huis
3. ketting
4. onder

Welk voltooid deelwoord is goed geschreven?

1. gedansd
2. gedansde
3. gedanst
4. gedanste

Welk bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord is goed geschreven?

1. gered
2. gerede
3. geredde
4. geredt

Waar je let je NIET op globaal lezen?

1. Woorden die je moeilijk vindt
2. Plaatjes
3. Titel
4. Deeltitels

Waarom lees je een tekst zoekend?

1. Je zoekt gericht naar informatie
2. Om de tekst beter te begrijpen
3. Om meer te leren over het onderwerp
4. Dan hoef je niet de hele tekst te lezen.

Bij zoekend lezen kijk je naar de titel en de tussenkopjes.

1. Waar
2. Niet waar

Waarom lees je een tekst intensief?

1. Je wilt de eerste alinea goed begrijpen
2. Je wilt het begin en het slot goed begrijpen
3. Je wilt de hele tekst begrijpen
4. Je wilt de hele tekst lezen

Zelfstandige verwerking

Werken in het boek

Oefenen IVIO

Evaluatie

Wat hebben we gedaan?

Wat hebben we geleerd?

Wat was mijn inbreng?

Op welk niveau heb ik gewerkt?

Is het doel behaald?

Volgende keer: toetsen