Bij de voltooide tijd heb je een hulpwerkwoord (vaak een vorm van hebben, zijn, worden) en een voltooid deelwoord.
Het voltooid deelwoord begint vaak met een voorvoegsel (ge-, be-, ont-, her-, ver-).
Soms eindigt het voltooid deelwoord op -en (gelopen), maar vaak op een -t of een -d.
Twijfel je over een -t of -d aan het eind? Gebruik de TaXiKoFSCHiP regel.