KT1E, lezen h1 20/09

Welkom KT1E!

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, leesboek, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
Telefoon in de telefoontas? Tas op de grond? 
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom KT1E!

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, leesboek, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
Telefoon in de telefoontas? Tas op de grond? 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Aan de slag!
- Samen aan de slag!
- Uitleg proefwerk
- Lezen 'Ik moet dit doen'

Slide 2 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 5 en 6 (blz. 18 en 19) + lees het groene blok op blz. 21 en maak daarna opdracht 1 (blz. 21)
Hoe? We beginnen in stilte, daarna mag je zachtjes overleggen.
Tijd? Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 2 ook of ga lezen in je leesboek. 



timer
15:00

Slide 3 - Slide

Ik moet dit doen
We lezen regelmatig in het boek 'Ik moet dit doen' van Maren Stoffels. 

Je kan ook de beurt krijgen om te lezen.

Als we het boek uit hebben, krijg je een opdracht bij het boek

Slide 4 - Slide

Weet je het nog?
De vorige les hebben we het onder andere gehad over...

Titel
Tussenkopjes
Afbeeldingen
Alinea's 
Het onderwerp 

Slide 5 - Slide

Onderwerp
Onderwerp = waar de tekst over gaat. 

Je schrijf het onderwerp in één of in een paar woorden op. 
Bijvoorbeeld haaien of hippe games. 


Het onderwerp is dus het antwoord op de vraag:
Waarover gaat de tekst?

Slide 6 - Slide

Onderwerp
Om het onderwerp te weten, hoef je niet de hele tekst te lezen. Je kan door de tekst oriënterend te lezen, al weten wat het onderwerp is. 


1. Bekijk de tekst. (lees de titel, bekijk de afbeeldingen, lees de tussenkopjes, kijk naar anders gedrukte woorden
2. Lees de eerste alinea. 

Slide 7 - Slide

Opdracht
Bekijk tekst 1 op blz. 16. 

1. Markeer de titel
2. Omcirkel de afbeelding
3. Markeer de tussenkopjes. 
4. Zet de eerste alinea tussen haken. 

Slide 8 - Slide

Opdracht 1
Kijk eens mee op blz. 15 opdracht 1. 

We moeten de woorden koppelen aan de juiste betekenis?
Hoe pak je zo'n opdracht aan? 

1. Je kijkt eerst naar de woorden die je wél weet, die verbind je met elkaar.
2. Kijk dan naar de woorden die je niet weet, en kijk naar de betekenissen die over zijn. 

Slide 9 - Slide

Samen aan de slag!
Opdracht 1 en 2 paragraaf 2 (blz. 15) 


  • Kijk eens mee naar tekst 1 op blz. 16


Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag!
Wat? Maak opdracht 3 en 5 (blz. 17-18)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier 10 minuten de tijd voor.
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Ga dan lezen in je leesboek. 



timer
10:00

Slide 11 - Slide

Wat weet je nog...?
De vorige les hebben we het gehad over onbekende woorden. 

Welke 3 woordraadstrategieën heb je toen geleerd?

  1. Een synoniem zoeken
  2. Een omschrijving zoeken
  3. Een voorbeeld zoeken

Slide 12 - Slide

Opdrachten nakijken 
Opdracht 2 t/m 4 af. (blz. 11 t/m 13)

We kijken de opdrachten samen na. 
Je kan de beurt krijgen om jouw antwoord te delen. 


Je verbetert je antwoord indien fout.
Je zet een krul als je het antwoord goed hebt. 

Slide 13 - Slide

Samen aan de slag!
Opdracht 5 (blz. 14)

Woordraadstrategieën 
1. Een synoniem zoeken (ander woord met dezelfde betekenis)
2. Een omschrijving zoeken 
3. Een voorbeeld bij het woord zoeken 


Slide 14 - Slide

Onbekende woorden
1. Een synoniem zoeken.

Een synoniem is een ander woord met de dezelfde betekenis. (trottoir - stoep) 

Hoe doe je dat?
Kijk in dezelfde zin of in de zinnen erom heen of er een synoniem staat. 

Slide 15 - Slide

Onbekende woorden
2. Een omschrijving zoeken

Soms wordt het woord in de tekst al uitgelegd. Bij een omschrijving worden meerdere woorden gebruikt, bij een synoniem maar één. 

Hoe doe je dat?
Omschrijvingen staan vaak tussen haakjes of tussen komma's in dezelfde zin of de zin ervoor of erna. 

Slide 16 - Slide

Onbekende woorden
3. Een voorbeeld zoeken
Soms kun je moeilijke woorden begrijpen omdat er voorbeelden bij het woord worden genoemd. (Yoesra verzamelt haar tekengerei (potloden, wasco en stiften) om verder te werken aan haar kunstwerk. )

Hoe doe je dat?
Voorbeelden staan vaak na woorden zoals als, bijvoorbeeld. Of voorbeelden staan vaak na een dubbele punt, tussen haakjes of tussen komma's. 

Slide 17 - Slide

Even oefenen...
Wat betekent het dikgedrukte woord? En welke strategie heb je gebruikt?

1. Amin transpireert in de zon. Hij rent over het voetbalveld en zweet enorm. 
2. Tijden biologie hadden we het over het gebruik van onze zintuigen: zien, horen, proeven, voelen en ruiken. 
3. Hidde werkt in de akkerbouw, een vorm van landbouw, waar hij mais en suikerbieten kweekt. 

Slide 18 - Slide

Samen aan de slag!
Pak blz. 11 erbij 

We maken opdracht 1 samen. Daarna ga je zelfstandig aan de slag. 

Slide 19 - Slide

Ik moet dit doen
We lezen regelmatig in het boek 'Ik moet dit doen' van Maren Stoffels. 

Je kan ook de beurt krijgen om te lezen.

Als we het boek uit hebben, krijg je een opdracht bij het boek

Slide 20 - Slide

Dit zul je altijd terugzien!
Op de powerpoint zie je elke les dezelfde tekens terug.


Je bent helemaal stil. 
Je mag niet overleggen of vragen stellen. 
Je mag fluisteren. Je mag vragen stellen als je je hand opsteekt. 
Je mag gezellig kletsen. Je mag vragen stellen als je je hand opsteekt.  
timer
1:00
Deze timer laat zien hoelang je ergens voor hebt. Houd hem goed in de gaten!

Slide 21 - Slide

Wat heb je nodig?
Dit heb je iedere les bij je en dit wordt gecontroleerd.
1. Je Nederlands boek
2. Een lijntjesschrift
3. Je etui
4. Een leesboek

1 of 2x niet mee is een waarschuwing, 3x is nablijven

Slide 22 - Slide

Wat verwacht ik van jullie?
1. Dat je op tijd in de les bent
2. Dat je mobiel in je telefoontas gaat bij binnenkomst
3. Dat je je spullen bij je hebt (leesboek, boek, schrift en pen)
4. Dat als iemand de beurt heeft, het verder stil is in de klas
5. Dat je elkaar met respect behandelt

'Momentje vrij? Boek erbij!' 



Slide 23 - Slide

Inloggen Office365
- Je moet inloggen bij Office365, zodat je kan werken op de Chromebooks op school. 
- Je moet je wachtwoord direct veranderen. Sla dit wachtwoord op op je telefoon bij notities. Zodat je het altijd kan terugvinden.
-  Ga naar www.huygens.nl, klink bovenin op Microsoft 365


Slide 24 - Slide

Fictie en non-fictie
Fictie = verzonnen verhalen
Non-fictie = waargebeurde verhalen

Doel: amuseren, de schrijver wil dat je je vermaakt als je het verhaal leest. 

Slide 25 - Slide

Fictie en non-fictie
Fictie zijn ook verhalen die wel waargebeurd lijken, maar niet echt gebeurd zijn. Zulke verhalen zijn realistisch

Andere verhalen kunnen nooit echt gebeuren, zoals Harry Potter. Zo'n verhaal noem je een fantasieverhaal. 

Slide 26 - Slide

Samen aan de slag!
Pak je boek blz. 60 

We maken de eerste opdracht samen, daarna ga je zelf aan de slag. 

Slide 27 - Slide

Nakijken
Opdracht 1 en 2 (blz. 60-61) 

Let op: je kijkt na met een andere kleur pen
Zet een krul als je het goed hebt. 
Verbeter je antwoord indien je een foutje hebt gemaakt



Slide 28 - Slide

Hoe ging het?
Wat vond je lastig, wat vond je makkelijk?
Huiswerk: opdracht 1, 2 en 3 (blz. 60-62)
Neem een leesboek mee naar de volgende les.

Slide 29 - Slide

Twee waarheden, één leugen

Slide 30 - Slide