HAVO nakijken bez vnw en pers vnw en herhaling

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

bezittelijk voornaamwoord
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?


mijn
onze/ons
jouw
jullie
zijn
hun
haar
uw
zijn

Slide 1 - Slide

Ga rustig zitten. Telefoon in de tas, pak je boek  en begin met lezen. Geen leesboek mee? Dan krijg je een vervangende opdracht en zet ik dit in somtoday. 
Welkom klas 2
Grammatica  
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Vandaag

  • Uitleg pers.vnw en bez.vnw
  • Nakijken opdracht  12 en 13 (blz 23 en 24)
  • Herhaling
  • Oefenen online 

Slide 3 - Slide

De weektaak
Vragen? 

Slide 4 - Slide

Mededelingen
Deze week  proeftoets 

De toets doen we de 1e of 2e week na herfstvakantie


Slide 5 - Slide

Wat leer je deze les?

  1. Wat het verschil tussen een persoonlijk vnw 
    en een
    bezittelijk voornaamwoord is. 



Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen een persoonlijk en een bezittelijk voornaamwoord?

Slide 7 - Open question

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
voorzetsel
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 8 - Quiz

De woorden 'ik, mij, wij' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Welke van de onderstaande voorbeelden bevat een persoonlijk voornaamwoord?
A
Jouw verhaal
B
Het verhaal van jou
C
Onze telefoon
D
Geef elkaar een hand

Slide 10 - Quiz

Door welke persoonlijke voornaamwoorden kan je de personen in deze zin vervangen?

2. Mijn moeder heeft Mick straf gegeven.
A
Zij + hij
B
Zij + hem
C
Haar + hij
D
Haar + hem

Slide 11 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

opdracht 12 en 13 
Opdracht 12
1 Als je duidelijk wilt maken dat iets van iemand is.
2 a Eigen zin, bijvoorbeeld: Ik vind jouw trui mooi.
 b Eigen zin, bijvoorbeeld: Vind jij mijn trui mooi?
 c Eigen zin, bijvoorbeeld: Hij wil zijn fiets niet in het fietsenrek zetten.

Slide 14 - Slide

3 a Eigen zinnen, bijvoorbeeld:
  Ik | vind | jouw trui | mooi.
  Vind | jij | mijn trui | mooi?
  Hij | wil | zijn fiets | niet | in het fietsenrek | zetten.
 b De woorden ik, jij en hij zijn aparte zinsdelen.
  De woorden jouw, mijn en zijn zijn geen aparte zinsdelen. Ze horen bij een ander woord.
4 –
5 Eigen werk.

Slide 15 - Slide

Opdracht 13
1 Hun = bez. vnw, derde persoon meervoud
 mij = pers. vnw, eerste persoon enkelvoud
2 Zij = pers. vnw, derde persoon meervoud
 jou = pers. vnw, tweede persoon enkelvoud
 hun = bez. vnw, derde persoon meervoud

Slide 16 - Slide

3 Je (1e) = pers. vnw, tweede persoon enkelvoud
 je (2e ) = bez. vnw, tweede persoon enkelvoud
 mijne = bez. vnw, eerste persoon enkelvoud (zelfstandig gebruikt)
4 haar = bez. vnw, derde persoon enkelvoud
 mijn = bez. vnw, eerste persoon enkelvoud


Slide 17 - Slide

Welke vragen heb je nog? 

Slide 18 - Slide

Zelf verder werken

  1. Leren gele blokken grammatica en spelling 
  2. Oefenen online: woordsoorten, zinsdelen en pv tt en vt 
  3. Herhalen grammatica zinsdeling, grammatica woordsoorten, pv vervoegen in de tt en vt. (herhaling)
Oefenen zinsdelen, woordsoorten en pv tt en vt online (zie bronnen bij it's learning)
In de volgende les: proeftoets en uitleg
timer
10:00

Slide 19 - Slide

Woordsoorten

Slide 20 - Slide

Gramm. zinsdelen: begin met wwg en wie/wat +
  • pv
  • onderwerp
  • wg
  • lv 
  • mw vw  
  • bwb
  • bvb in zinsdeel

Gram. woordsoorten: je geeft elk los woord "een naam"
  • lidwoord
  • zelfst. nw
  • bijv. nw
  • pers. vnw
  • bezittelijk vnw
  • hww, zww en kww

Slide 21 - Slide

De gouden medaille en de bokaal die Max Verstappen gewonnen heeft, geeft hij zijn zusje.


Zelfstandig nw, bijvoeglijk nw, zelfst. werkwoord, hulpwerkwoord, lidwoord, bezittelijk vnw, 
persoonlijk vnw en voegwoord.

Benoem onderstreepte woorden, 

Slide 22 - Slide

De gouden medaille en de bokaal die Max Verstappen gewonnen heeft, geeft hij zijn zusje.


Zelfstandig nw, bijvoeglijk nw, zelfst. werkwoord, hulpwerkwoord, lidwoord, bezittelijk vnw, 
persoonlijk vnw en voegwoord.

Benoem onderstreepte woorden

Slide 23 - Slide

Oplossing
De (lw) gouden (bijv. nw) medaille  en (voegwoord) de bokaal die Max (zn) Verstappen gewonnen  heeft (hulpww), geeft (zelfst. ww) hij (pers. vnw) zijn (bez. vnw)  zusje. 

Slide 24 - Slide

PERS. VNW- HULPWW - ZELFST. WW - 

Heeft (hulpww) Pieter (zn) zijn (bezitt.vnw) fiets (zn) verkocht (zelfst. ww) aan (vz) hem (pers. vnw), maar niet aan haar?

Slide 25 - Slide

weektaak
Herhalen grammatica zinsdeling, grammatica woordsoorten, pv vervoegen in de tt en vt. (herhaling)

Oefenen zinsdelen, woordsoorten en pv tt en vt online (zie bronnen bij it's learning) 
In de volgende les: proeftoets en uitleg





Slide 26 - Slide

HUISWERK VOOR DONDERDAG:

Grammatica hoofdstuk 1 doorlezen
gele kaders zijn belangrijk
snap je een onderdeel oefen dan extra met de bijbehorende links

Donderdag gaan we proeftoets maken in de les

Slide 27 - Slide

Evaluatie 
  1. Je hebt je gemaakte opdrachten nagekeken. Hoe heb je het gedaan? 
  2. Hoe ging het zelfstandig werken?
  3. Heb je vragen?

Slide 28 - Slide

Huiswerk  (zie planner)
  1. Herhalen grammatica zinsdeling, grammatica woordsoorten, pv vervoegen in de tt en vt. (herhaling)
  2. Oefenen zinsdelen, woordsoorten en pv tt en vt online (zie bronnen bij it's learning) 
  3. In de volgende les: proeftoets
  4. Onderdeel niet goed gemaakt? Clusteruur.                                                                                                  Veel succes en een fijne dag!

Slide 29 - Slide