Ordinal Numbers, Days, Months & Dates

Welcome! 👋


Log vast even in via lessonup.app
en gebruik de code linksonder.
1 / 34
next
Slide 1: Slide
engMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome! 👋


Log vast even in via lessonup.app
en gebruik de code linksonder.

Slide 1 - Slide




How to write down what 
day it is in English!

Slide 2 - Slide

Round 1: Ordinal Numbers

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Rangtelwoorden geven een rang aan, zoals bijvoorbeeld hoeveelste je bent geworden bij een wedstrijd als eerste, tweede of derde.

In het Engels maak je deze door -th achter het cijfer te plaatsen.

Slide 5 - Slide

Uitzonderingen!

1 = one, maar 1ste = first
2 = two, maar 2de = second
3 = three, maar 3de = third

5 = five, maar 5de = fifth
8 = eight, maar 8ste = eighth
9 = nine, maar 9de = ninth
12 = twelve, maar 12ste = twelfth
20 = twenty, maar 20ste = twentieth
31 = thirty-one, maar 31ste = thirty-first
-ve wordt -f
alleen een -h
de -e vervalt
-ve wordt -f
-y wordt -ie
alleen het laatste deel

Slide 6 - Slide

Quiz Time
Round 1: Ordinal Numbers

Slide 7 - Slide

Vertaal naar het Engels:
tweede
A
twoth
B
second
C
seconth
D
two

Slide 8 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
vijfde
A
fiveth
B
fivth
C
fifth
D
five

Slide 9 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
14e
A
forteenth
B
fourteenth
C
fourteenst
D
fourteen

Slide 10 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
23e
A
twenty-third
B
twentythird
C
twenty-thirth
D
twentythirth

Slide 11 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
31e
A
thirtieth-first
B
thirtyfirst
C
thirtiethfirst
D
thirty-first

Slide 12 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
18e

Slide 13 - Open question

Vertaal naar het Engels:
12e

Slide 14 - Open question

Vertaal naar het Engels:
27e

Slide 15 - Open question

Vertaal naar het Engels:
15e

Slide 16 - Open question




How to write down what 
day it is in English!

Slide 17 - Slide

Round 2: Days & Months

Slide 18 - Slide

What are the English days of the week?

Slide 19 - Mind map

Slide 20 - Slide

What are the English months of the year?

Slide 21 - Mind map

Slide 22 - Slide

Quiz Time
Round 2: Days & Months

Slide 23 - Slide

Welk voorzetsel gebruiken we in het Engels om aan te geven op welke dag iets is?
(We're going ....... Thursday.)
A
on
B
in
C
of
D
at

Slide 24 - Quiz

Vertaal naar het Engels:
dinsdag

Slide 25 - Open question

Vertaal naar het Engels:
woensdag

Slide 26 - Open question

Vertaal naar het Engels:
zaterdag

Slide 27 - Open question

Vertaal naar het Engels:
februari

Slide 28 - Open question

Vertaal naar het Engels:
juli

Slide 29 - Open question

Welk voorzetsel gebruiken we in het Engels aan te geven in welke maand iets is?
(I'm going ...... January.)
A
on
B
in
C
of
D
at

Slide 30 - Quiz

Round 3: Dates

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

Is er iets op dit moment wat je nog niet snapt? Of wat je moeilijk lijkt?

Slide 33 - Open question

The end!
Now finish exercise 11 in your workbook on page 56.

Slide 34 - Slide