H3: Weerstand (deel 2)

1 / 28
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De gloeilamp werkt op een spanning van 12 V, de stroomsterkte door de
lamp is 3 A. Bereken de weerstand van de lamp in ohm.
A
36 Ω
B
4 Ω
C
0,25 Ω

Slide 2 - Quiz

Metalen zijn slechte geleiders
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Hoe groter de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 4 - Quiz

Een ampèremeter moet je altijd
in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Het strijkijzer werkt op de netspanning (230 V). De weerstand van het strijkijzer
is 57,5 Ω.
Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer in ampère.
A
13225 A
B
0,25 A
C
4 A

Slide 6 - Quiz

Grafiet is een isolator
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Wat meet je met een voltmeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading

Slide 8 - Quiz

De iPhone heeft een weerstand van 3,33 Ω. tijdens het opladen gaat er een stroomsterkte
van 1,5 A door de iPhone.
Bereken de spanning waarmee de iPhone wordt opgeladen.
A
5 V
B
2,22 V
C
0,45 V

Slide 9 - Quiz

De gloeilamp heeft een weerstand van 12 ohm. De stroomsterkte door de lamp is 3 A. Bereken de spanning over de lamp in volt.
A
0,25 V
B
4 V
C
36 V

Slide 10 - Quiz

Een voltmeter moet je altijd
in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

In een isolator kunnen de elektronen niet vrij bewegen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Hoe kleiner de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte

Slide 13 - Quiz

Wat meet je met een ampèremeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading

Slide 14 - Quiz

Hoe groter de stroomsterkte,
A
Hoe groter de spanning
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe groter de weerstand

Slide 15 - Quiz

Wet van Ohm

Slide 16 - Slide

Wet van Ohm

Slide 17 - Slide

Opdracht 1
Albert heeft in een practicum de volgende schakeling gemaakt:
Hij heeft de spanning over de weerstand steeds met 5 volt verhoogd.
Elke keer heeft hij ook de stroomsterkte door de weerstand gemeten en dit genoteerd in de tabel.
Neem het assenstelsel over in je schrift en en teken het (U,I) diagram met de waarden uit de tabel.

Slide 18 - Slide

Uitwerking opdracht 1

Slide 19 - Slide

Opdracht 2
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafiek de grootte van de weerstand. 
Tip:  Bepaal van een coördinaat de spanning en de stroomsterkte en bereken dan met behulp van de wet van Ohm, de weerstand.

Slide 20 - Slide

Uitwerking opdracht 2
  • U = 30 V; I = 6A 
  • R = U / I
  • R = 30 / 6
  • R = 5 Ω
  • U = 25 V; I = 5A 
  • R = U / I
  • R = 25 / 5
  • R = 5 Ω
  • U = 20 V; I = 4A 
  • R = U / I
  • R = 20 / 4
  • R = 5 Ω
  • U = 15 V; I = 3A 
  • R = U / I
  • R = 15 / 3
  • R = 5 Ω
  • U = 10 V; I = 2 A 
  • R = U / I
  • R = 10 / 2
  • R = 5 Ω
  • U = 5 V; I = 1 A 
  • R = U / I
  • R = 5 / 1
  • R = 5 Ω

Slide 21 - Slide

Opdracht 3
Hiernaast is van drie verschillende weerstanden (R1, R2 en R3) het U,I-diagram getekend. Neem dit over in je schrift.
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafieken en de wet van Ohm, welke weerstand het kleinst is.

Slide 22 - Slide

Uitwerking opdracht 3
  • U = 3 V; I = 0,9 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,9
  • R2= 3,3 Ω
  • U = 3 V; I = 0,6 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,6
  • R1 = 5 Ω
  • U = 3 V; I = 0,3 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,3
  • R3 = 10 Ω
R2 is de kleinste weerstand, want de grafiek van R2 loopt het steilst.
Hoe steiler de grafiek in een U,I-diagram, hoe kleiner de weerstand,

Slide 23 - Slide

Opdracht 4

Slide 24 - Slide

Uitwerking opdracht 4

Slide 25 - Slide

Opdracht 5

Slide 26 - Slide

Uitwerking opdracht 5

Slide 27 - Slide

a. Heb je alles van deze les begrepen?
b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo
goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt?
c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?

Slide 28 - Open question