This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
De gloeilamp werkt op een spanning van 12 V, de stroomsterkte door de lamp is 3 A. Bereken de weerstand van de lamp in ohm.
A
36 Ω
B
4 Ω
C
0,25 Ω
Slide 2 - Quiz
Metalen zijn slechte geleiders
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Hoe groter de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte
Slide 4 - Quiz
Een ampèremeter moet je altijd in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Het strijkijzer werkt op de netspanning (230 V). De weerstand van het strijkijzer is 57,5 Ω. Bereken de stroomsterkte door het strijkijzer in ampère.
A
13225 A
B
0,25 A
C
4 A
Slide 6 - Quiz
Grafiet is een isolator
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Wat meet je met een voltmeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading
Slide 8 - Quiz
De iPhone heeft een weerstand van 3,33 Ω. tijdens het opladen gaat er een stroomsterkte van 1,5 A door de iPhone. Bereken de spanning waarmee de iPhone wordt opgeladen.
A
5 V
B
2,22 V
C
0,45 V
Slide 9 - Quiz
De gloeilamp heeft een weerstand van 12 ohm. De stroomsterkte door de lamp is 3 A. Bereken de spanning over de lamp in volt.
A
0,25 V
B
4 V
C
36 V
Slide 10 - Quiz
Een voltmeter moet je altijd in serie aansluiten
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
In een isolator kunnen de elektronen niet vrij bewegen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Hoe kleiner de weerstand,
A
Hoe groter de stroomsterkte
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe kleiner de stroomsterkte
Slide 13 - Quiz
Wat meet je met een ampèremeter?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Lading
Slide 14 - Quiz
Hoe groter de stroomsterkte,
A
Hoe groter de spanning
B
Hoe kleiner de spanning
C
Hoe groter de weerstand
Slide 15 - Quiz
Wet van Ohm
Slide 16 - Slide
Wet van Ohm
Slide 17 - Slide
Opdracht 1
Albert heeft in een practicum de volgende schakeling gemaakt:
Hij heeft de spanning over de weerstand steeds met 5 volt verhoogd.
Elke keer heeft hij ook de stroomsterkte door de weerstand gemeten en dit genoteerd in de tabel.
Neem het assenstelsel over in je schrift en en teken het (U,I) diagram met de waarden uit de tabel.
Slide 18 - Slide
Uitwerking opdracht 1
Slide 19 - Slide
Opdracht 2
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafiek de grootte van de weerstand.
Tip: Bepaal van een coördinaat de spanning en de stroomsterkte en bereken dan met behulp van de wet van Ohm, de weerstand.
Slide 20 - Slide
Uitwerking opdracht 2
U = 30 V; I = 6A
R = U / I
R = 30 / 6
R = 5 Ω
U = 25 V; I = 5A
R = U / I
R = 25 / 5
R = 5 Ω
U = 20 V; I = 4A
R = U / I
R = 20 / 4
R = 5 Ω
U = 15 V; I = 3A
R = U / I
R = 15 / 3
R = 5 Ω
U = 10 V; I = 2 A
R = U / I
R = 10 / 2
R = 5 Ω
U = 5 V; I = 1 A
R = U / I
R = 5 / 1
R = 5 Ω
Slide 21 - Slide
Opdracht 3
Hiernaast is van drie verschillende weerstanden (R1, R2 en R3) het U,I-diagram getekend. Neem dit over in je schrift.
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafieken en de wet van Ohm, welke weerstand het kleinst is.
Slide 22 - Slide
Uitwerking opdracht 3
U = 3 V; I = 0,9 A
R = U / I
R = 3 / 0,9
R2= 3,3 Ω
U = 3 V; I = 0,6 A
R = U / I
R = 3 / 0,6
R1 = 5 Ω
U = 3 V; I = 0,3 A
R = U / I
R = 3 / 0,3
R3 = 10 Ω
R2 is de kleinste weerstand, want de grafiek van R2 loopt het steilst.
Hoe steiler de grafiek in een U,I-diagram, hoe kleiner de weerstand,
Slide 23 - Slide
Opdracht 4
Slide 24 - Slide
Uitwerking opdracht 4
Slide 25 - Slide
Opdracht 5
Slide 26 - Slide
Uitwerking opdracht 5
Slide 27 - Slide
a. Heb je alles van deze les begrepen? b. Zijn er onderdelen van deze les die je nog niet zo goed begrijpt of waar je meer uitleg voor nodig hebt? c. Heb je nog tips of suggesties voor deze les?