3.2 Geleidbaarheid en weerstand

§2 Elektrische weerstand
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

§2 Elektrische weerstand

Slide 1 - Slide

Stroomsterkte druk je uit in
A
Volt
B
Ampére
C
Ohm
D
Vermogen

Slide 2 - Quiz

Met welke eenheid meten we spanning
A
ampere
B
vermogen
C
volt
D
watt

Slide 3 - Quiz

Doelen
Je kunt aangeven wat weerstand is en welke invloed dit heeft op de stroomsterkte;
Je kunt rekenen met U = I x R;
Je kunt 3 factoren noemen waar de weerstand van een draad van afhangt;
Je kunt uitleggen wat regelbare weerstand is;
Je kunt uitleggen wat recht evenredig is.

Slide 4 - Slide

Wat is nodig voor een stroomkring?
  • Gesloten kring
  •  Geleider (bijv. koperdraad)
  • Isolator (zodat draden geen kortsluiting maken)
  • Voeding / batterij / accu / spanningsbron
  •  Belasting / toestel / verbruiker

Slide 5 - Slide

Symbolen
  • Teken het symbool van een lamp, batterij, Volt-meter en Ampèremeter.

Slide 6 - Slide

Lamp

Slide 7 - Slide

Batterij

Slide 8 - Slide

Voltmeter

Slide 9 - Slide

Weerstand berekenen

Maar hoe werkt dat nou als je  U niet weet, of R niet weet, of I niet weet?

Dan ga je op deze manier aan het rekenen. 
Natuurlijk mag je ook de 6=3x2 methode gebruiken

Slide 10 - Slide

Weerstand berekenen

Slide 11 - Slide

De weerstand berekenen.

Slide 12 - Slide

Wat is weerstand

De weerstand is de moeite waarmee elektronen door een apparaat gaan.

Ieder apparaat (en ook stroomdraad) heeft een weerstand.

De weerstand geven we het symbool R en de eenheid Ohm (   )


Ω

Slide 13 - Slide

Rechtevenredig verband
  • De lijn gaat door de oorsprong;
  • Is de spanning 2x zo groot is de stroom ook 2x zo groot;
  • Voor elk punt is U/I evengroot en de weerstand dus ook altijd even groot.

Slide 14 - Slide

U, I/Q en R
Spanning (U) - Volt (V) - Voltmeter
U
Stroomsterkte (I) - Ampère (A) - Ampèremeter
I
Weerstand (R) - Ohm (Ω) - Ohmmeter

R

Slide 15 - Slide

Wet van Ohm

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wet van Ohm

Slide 19 - Slide

Opdracht 1
Albert heeft in een practicum de volgende schakeling gemaakt:
Hij heeft de spanning over de weerstand steeds met 5 volt verhoogd.
Elke keer heeft hij ook de stroomsterkte door de weerstand gemeten en dit genoteerd in de tabel.
Neem het assenstelsel over in je schrift en en teken het (U,I) diagram met de waarden uit de tabel.

Slide 20 - Slide

Uitwerking opdracht 1

Slide 21 - Slide

Opdracht 2
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafiek de grootte van de weerstand. 
Tip:  Bepaal van een coördinaat de spanning en de stroomsterkte en bereken dan met behulp van de wet van Ohm, de weerstand.

Slide 22 - Slide

Uitwerking opdracht 2
  • U = 30 V; I = 6A 
  • R = U / I
  • R = 30 / 6
  • R = 5 Ω
  • U = 25 V; I = 5A 
  • R = U / I
  • R = 25 / 5
  • R = 5 Ω
  • U = 20 V; I = 4A 
  • R = U / I
  • R = 20 / 4
  • R = 5 Ω
  • U = 15 V; I = 3A 
  • R = U / I
  • R = 15 / 3
  • R = 5 Ω
  • U = 10 V; I = 2 A 
  • R = U / I
  • R = 10 / 2
  • R = 5 Ω
  • U = 5 V; I = 1 A 
  • R = U / I
  • R = 5 / 1
  • R = 5 Ω

Slide 23 - Slide

Opdracht 3
Hiernaast is van drie verschillende weerstanden (R1, R2 en R3) het U,I-diagram getekend. Neem dit over in je schrift.
Bereken met behulp van de coördinaten van de grafieken en de wet van Ohm, welke weerstand het kleinst is.

Slide 24 - Slide

Uitwerking opdracht 3
  • U = 3 V; I = 0,9 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,9
  • R2= 3,3 Ω
  • U = 3 V; I = 0,6 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,6
  • R1 = 5 Ω
  • U = 3 V; I = 0,3 A
  • R = U / I
  • R = 3 / 0,3
  • R3 = 10 Ω
R2 is de kleinste weerstand, want de grafiek van R2 loopt het steilst.
Hoe steiler de grafiek in een U,I-diagram, hoe kleiner de weerstand,

Slide 25 - Slide

Opdracht 4

Slide 26 - Slide

Uitwerking opdracht 4

Slide 27 - Slide

Opdracht 5

Slide 28 - Slide

Uitwerking opdracht 5

Slide 29 - Slide