BLOK 3 - LES 9 - THEMAWOORDEN PEST EN PLAGEN

LESDOEL
IK woorden bij het thema pesten en plagen en ik leer
 een woord onthouden met een woordkast.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

LESDOEL
IK woorden bij het thema pesten en plagen en ik leer
 een woord onthouden met een woordkast.

Slide 1 - Slide

betrappen
Zien dat iemand iets stiekems doet.


Werkwoord

TT
VT
ik betrap
hij betrapt
wij betrappen
ik betrapte
hij betrapte
wij betrapten
Zij werd betrapt toen ze stiekem een appel in haar zak stopte.

Slide 2 - Slide

de driftkikker
Iemand die snel boos wordt


Hebben wij ook driftkikkers in onze klas?

Slide 3 - Slide

de gezichtsuitdrukking
Hoe iemand zijn gezicht houdt. Daaraan kun je zien hoe iemand zich voelt.


Het middelste jongetje is vast een driftkikker. Tenmiste als ik naar zijn gezichtsuitdrukking kijk.

Slide 4 - Slide

het voordeel
De prettige kant van iets.


Kun jij een voordeel noemen van voetballen?

Slide 5 - Slide

het nadeel
De onprettige kant van iets.


Kun jij een nadeel noemen  van voetballen?

Slide 6 - Slide

de opschepper
Iemand die heel trots op zichzelf is en dat ook laat merken.


Niemand vond de opschepper aardig.

Slide 7 - Slide

overdijven
iets veel groter maken dan het eigenlijk is.


TT
VT
ik overdrijf
hij overdrijft
wij overdrijven
ik overdreef
hij overdreef
wij overdreven
Deze man overdrijft altijd. Hij vertelde dat hij een vis van 2 meter had gevangen. Maar het was maar een visje van 20 cm.

Slide 8 - Slide

de pechvogel
Iemand die vaak pech heeft.


Als je veel pech hebt dan wordt je wel een pechvogel genoemd.

Slide 9 - Slide

de roddel
Een naar verhaal over iemand, dat wordt verteld als die persoon er niet bij is.


Bij een roddel is het verhaal vaak niet waar.

Slide 10 - Slide

de teleurstelling
Iets wat tegenvalt.


De teleurstelling was erg groot toen jij geen echte kat, maar een speelgoedkat kreeg.

Slide 11 - Slide

twijfelen
Niet precies weten wat je moet kiezen of doen.


TT
VT
ik twijfel
hij twijfelt
wij twijfelen
ik twijfelde
hij twijfelde
wij twijfelden
Ik twijfel enorm. Moet ik nou de rode of de blauwe fiets kiezen?

Slide 12 - Slide

verrast
Onverwacht blij worden van iets of iemand.


Ik werd verrast door mijn moeder. Ze gaf mij zomaar een cadeautje.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Sleep de woorden naar de juiste plaats.

Slide 15 - Drag question

Sleep de woorden naar de juiste plaats.
leuk
naar
spelen
blij
gezond
ruzie
ziek
trots
boos
schamen

Slide 16 - Drag question

Welke drie woorden  passen bij de plaat?
de roddel
verrast
de pechvogel
betrappen
de driftkikker
twijfelen
de opschepper

Slide 17 - Drag question

Welk woord past bij de zin?
A
de teleurstelling
B
de driftkikker
C
de pechvogel
D
twijfelen

Slide 18 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
A
betrappen
B
de driftkikker
C
verrast
D
twijfelen

Slide 19 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
A
betrappen
B
de driftkikker
C
verrast
D
twijfelen

Slide 20 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
A
de teleurstelling
B
de driftkikker
C
de pechvogel
D
twijfelen

Slide 21 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
A
de teleurstelling
B
de driftkikker
C
de pechvogel
D
twijfelen

Slide 22 - Quiz

Welk woord past bij de zin?
A
betrappen
B
de driftkikker
C
verrast
D
twijfelen

Slide 23 - Quiz

Het onderstreepte woord staat in de verkeerde zin. In welke zin hoort het?
A
B
C

Slide 24 - Quiz

De onderstreepte woorden staan in de verkeerde zin. Welk woord hoort er wel?
roddel
twijfelt
teleurstelling
overdrijft

Slide 25 - Drag question

Zet de woorden op de goede plek?
vrienden
gemeen
schelden
plezier beleven
samen spelen
verdrietig
de roddel
lol

Slide 26 - Drag question

Aan het werk
Maak de oefentoets van de woorden van de eerste les.


Slide 27 - Slide