Formatieve toets Par. 3.1 t/m 3.4 + 3.6 HA

Formatieve Toets 
In de komende lesson up kunnen jullie een toetsje maken om te kijken hoe goed je alles beheerst.

Er is geen cijfer aan verbonden maar je ziet wel hoe ver je ben 
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formatieve Toets 
In de komende lesson up kunnen jullie een toetsje maken om te kijken hoe goed je alles beheerst.

Er is geen cijfer aan verbonden maar je ziet wel hoe ver je ben 

Slide 1 - Slide

Welke 8 zintuigen hebben wij?
Noem er 6

Slide 2 - Open question

Geluid
Licht
Geurstoffen
Smaakstoffen
Pijn
Oor
huid
Tong
Neus
Oog
Sleep de zintuigen naar de juiste prikkel

Slide 3 - Drag question

Waaruit bestaat ons zenuwstelsel?

Slide 4 - Open question

Lichtprikkels van de patat komen op zintuigcellen in                .
Impulsen lopen vanaf                                         via                                      naar                                                  .
het oog
de hersenen
het ruggenmerg
de armspier

Slide 5 - Drag question

Impulsen gaan via gevoelszenuwen van de hersenen naar de spieren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Sleep de namen naar het juiste nummer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Vaatvlies
Harde oogvlies
netvlies
lens
hoornvlies
iris
oogzenuw
oogspieren
glasachtig lichaam

Slide 7 - Drag question

Hoe noemen we onderdeel 6
A
netvlies
B
blinde vlek
C
gele vlek
D
oogzenuw

Slide 8 - Quiz

Via welk onderdeel van je oog komt het licht in je oog?
A
Iris
B
Pupil
C
Oogwit
D
netvlies

Slide 9 - Quiz

Van buiten naar binnen kom je in je oog drie lagen tegen, wat is de juiste volgorde?
A
Netvlies, Vaatvlies, harde oogvlies
B
Vaatvlies, Netvlies, harde oogvlies
C
Harde oogvlies, vaatvlies, netvlies

Slide 10 - Quiz

Er zijn twee soorten zintuigcellen. Met welke zie je kleuren?
A
Staafjes
B
Kegeltjes

Slide 11 - Quiz

Wanneer zie je scherp van dichtbij?
A
Lens is bol, straallichaam samengetrokken
B
Lens is plat, straallichaam ontspannen
C
Lens is bol, straallichaam ontspannen
D
Lens is plat, straallichaam samengetrokken

Slide 12 - Quiz

Niek ziet niet meer scherp van dichtbij. Hij heeft een bril nodig. Wat voor bril heeft hij nodig?
A
Hij is bijziend en heeft een + bril (bolle lenzen) nodig
B
Hij is verziend en heeft een + bril (bolle lenzen) nodig
C
Hij is verziend en heeft een - bril (holle lenzen) nodig
D
Hij is bijziend en heeft een - bril (holle lenzen) nodig

Slide 13 - Quiz

Je kunt de route die een geluidstrilling aflegt door de onderdelen van het oor noemen. Zet de onderdelen in de juiste volgorde.
-->
-->
-->
-->
-->
-->
gehoorbeentjes trillen
vocht in het slakkenhuis trilt
zintuigcellen zetten prikkel om in impulsen
impulsen gaan naar hersenen
geluid zorgt voor trillingen in de lucht
trommelvlies gaat trillen

Slide 14 - Drag question

Gehoorzenuw
slakkenhuis
gehoorbeentjes
evenwichts orgaan
trommelvlies
buis van Eustachius
oorschelp
gehoorgang

Slide 15 - Drag question

Zet de functies bij de juiste onderdelen
Oorsmeerkliertjes
Buis van Eustachius
Gehoorzenuw
Trommelvlies
Slakkenhuis
Zet geluidstrillingen om in impulsen (= elektrisch signaal)

Vervoert impulsen naar de hersenen

Geeft geluidstrillingen door aan gehoorbeentjes

Houden het trommelvlies soepel

Regelt de luchtdruk in de trommelholte

Slide 16 - Drag question

Welke bewering is juist?
A
Het gehoorbereik van een mens zit tussen de 10 en 100 Hertz
B
Hoge en lage geluiden geef je weer in decibels
C
Het aantal trillingen per seconde noemen we Hertz

Slide 17 - Quiz

Je loopt de keuken in, daar staat een appeltaart, net uit de oven. Wat is de juiste volgorde van onderstaande gebeurtenissen?
-->
-->
-->
-->
-->
-->
Er komen geurstoffen vrij uit de appeltaart
Je reukzintuig wordt geprikkeld
Je weet wat je ruikt: appeltaart
Er gaan berichten van je reukzintuig naar je hersenen
Je besluit een stukje taart te nemen
Er gaan berichten van de hersenen naar je armspieren

Slide 18 - Drag question

Welke zintuigen gebruik je bij het proeven van voedsel?
A
smaakzintuig
B
smaakzintuig, geurzintuig
C
smaakzintuigen, geurzintuig, lichtzintuig,
D
Smaakzintuig, geurzintuig, lichtzintuig, warmtezintuig, koudezintuig, tastzintuig.

Slide 19 - Quiz

Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip. 
Grote hersenen 
Kleine hersenen 
Hersenstam
Hersenschors met hersencentra voor waarnemingen, bewegingen en geheugen. 
Coordinatie en evenwicht houden.
Verbindingen tussen de hersenen en het rugenmerg, onbewuste reacties.

Slide 20 - Drag question

Welke bewering is onjuist?
A
Als je iets nieuws leert vormen zenuwcellen nieuwe verbindingen
B
Je korte termijn geheugen houdt informatie maximaal een half uur vast.
C
Door herhalen wordt een geheugenspoor sterker.
D
Informatie die je belangrijk vind komt in je langetermijngeheugen.

Slide 21 - Quiz

Klaar 

Slide 22 - Slide