This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welkom
Nederlands
Slide 1 - Slide
Welkom T3
Aan de slag met grammatica
Test je kennis
Uitleg
Aan de slag met opdrachten
Slide 2 - Slide
Grammatica - Test je kennis
Zo meteen krijg je een aantal dia's te zien, waarin vragen worden gesteld.
Probeer je antwoorden zo goed mogelijk te geven.
Naderhand checkt je docent waar je nog moeite mee hebt.
Als je de les doorloopt, kan je docent dat zien.
Aan de hand van jouw deelname wordt de presentie bepaald.
Slide 3 - Slide
Waar staan alleen maar woordsoorten?
A
werkwoord
persoonsvorm
zelfstandig naamwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
telwoord
persoonsvorm
C
werkwoord
voorzetsel
zelfstandig naamwoord
D
onderwerp
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
Slide 4 - Quiz
Wat is waar?
A
Een ZN kun je nooit in het meervoud zetten
B
Een BN zegt iets over een WW
C
Een BN kun je altijd in het meervoud zetten
D
Van een ZN kun je meestal een verkleinwoord maken
Slide 5 - Quiz
Wat is waar als het om de volgende zin gaat? Jip heeft aan zijn aardige oma een bloem gegeven.
A
zijn = ww
B
Jip = bn
C
aardige = bn
D
aan = bijw
Slide 6 - Quiz
Wat is waar als het om de volgende zin gaat? Straks ga ik op mijn kamer huiswerk maken.
A
straks = zn
B
huiswerk = zn
C
ik = zn
D
op = bijw
Slide 7 - Quiz
Om welke woordsoort gaat het hier?
Je kunt mij vaak in het meervoud zetten en ook kun je meestal een verkleinwoord van mij maken.
Ook kun je vaak een lidwoord voor mij plaatsen.
A
Bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Werkwoord
D
Telwoord
Slide 8 - Quiz
Maak een eigen zin met de volgende woordvolgorde: LW - BN - ZN - WW - VZ - LW - BN - ZN - WW Let op! De woorden moeten dus in deze volgorde in jouw zin staan.
Slide 9 - Open question
Lisa had veel pech, toen ze haar been brak. Bij welke woordsoort hoort 'veel'? Let op: Noteer de juiste afkorting (ww, lw, zn, bn, tw, vz, bw), anders wordt je antwoord fout gerekend.
Slide 10 - Open question
De aardige coureur heeft gisteren in de laatste race verloren.
bw
vz
tw
bn
zn
lw
ww
Slide 11 - Drag question
Korte herhaling
In het volgende filmpje wordt de grammatica van de woordsoorten nog eens kort, maar duidelijk, uitgelegd.
Tussentijds stopt het filmpje enkele keren, dan moet jij een vraag beantwoorden OF krijg je extra uitleg.
Daarna gaat het filmpje weer verder.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
00:52
Welke uitspraak is juist?
A
'n is een lidwoord
B
't is geen lidwoord
C
en is een lidwoord
D
Slide 14 - Quiz
00:52
Je hoeft de verschillende soorten werkwoorden NIETte kennen.
Je moet dus alleen weten OF een woord een werkwoord is.
Slide 15 - Slide
01:47
Let op!
Alle namen zijn ook zelfstandige naamwoorden!
Slide 16 - Slide
02:42
Wat is 'gouden' in de volgende zin? De gouden ring is prachtig.
Tip: je kunt het antwoord in je boek vinden - blz. 141
A
bijvoeglijk zelfstandig woord
B
bijvoeglijk voorzetsel
C
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
D
materialen bijvoeglijk naamwoord
Slide 17 - Quiz
Het schema uit je boek
en..nog wat extra uitleg
Telwoord
Bij telwoorden gaat het NIET alleen om getallen.
Het gaat om een hoeveelheid of een volgorde.
VEEL, LAATSTE, WEINIG, MIDDELSTE, enz. kunnen dus ook telwoorden zijn!
Voorzetsel
De voorzetsels ken je ook wel als KASTwoorden.
Denk maar aanIN de kast, OP de kast, NAAST de kast,OVER de kast, enz.
Bijwoord
Slide 18 - Slide
Een
Op de volgende dia's zie je steeds een zin, waarin 2 woorden zijn onderstreept.
Geef aan welke woordsoorten het zijn.
Let op! De antwoorden staan in de volgorde van de zin.
Slide 19 - Slide
De rode rozen in oma's tuin bloeien prachtig.
A
bijvoeglijk naamwoord
voegwoord
B
bijvoeglijk naamwoord bijwoord
C
bijwoord
voegwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
zelfstandig naamwoord
Slide 20 - Quiz
Eigenlijk mag je niet naar buiten, maar mijn broertje doet het toch.
A
zelfstandig naamwoord
voegwoord
B
werkwoord
bijwoord
C
werkwoord
voegwoord
D
telwoord
bijwoord
Slide 21 - Quiz
De laatste tijd worden we opgeroepen om zoveel mogelijk thuis te blijven, want zo beschermen we elkaar.
A
bijvoeglijk naamwoord
voegwoord
B
telwoord
bijwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord
D
telwoord
voegwoord
Slide 22 - Quiz
Wat vind je nog moeilijk? Maak een opmerking of stel je vraag hier! ww, lw, zn, bn, tw, vz, bw
Slide 23 - Open question
Huiswerk
Blz. 144 t/ 146 - spelling
Lees de theorie goed door! Het lijkt makkelijker dan het is (bij sommige woorden)
Maken opdracht 1 t/m 5 (opdracht 5 gaat verder op blz. 146)