Herhalen hoofdstuk 3

Herhalen hoofdstuk 3
Lezen, woorden, grammatica, spelling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Herhalen hoofdstuk 3
Lezen, woorden, grammatica, spelling

Slide 1 - Slide

Wat is GEEN voorbeeld van een overtuigende tekst?
A
ingezonden brief
B
column
C
blog
D
nieuwsbericht

Slide 2 - Quiz

Noem zoveel mogelijk signaalwoorden voor een redengevend tekstverband:

Slide 3 - Open question

WOORDSOORTEN
bn– lw – vz – ww – zn. 

Slide 4 - Slide

                   MEERVOUD
dvd
imago
dak
fantasie
olie
slee

Slide 5 - Slide

                   MEERVOUD
dvd 's
imago's
daken
fantasieën 
oliën 
sleeën


Slide 6 - Slide

benzine + pomp =  
cd + speler = 
groente + soep =  
groep + foto = 
hond + hok = 
jeugd + vriend = 
super + plan =
vmbo + school = 

Slide 7 - Slide

benzine + pomp = benzinepomp 
cd + speler = cd-speler 
groente + soep = groentesoep 
groep + foto = groepsfoto 
hond + hok = hondenhok 
jeugd + vriend = jeugdvriend 
super + plan = superplan 
vmbo + school = vmbo-school

Slide 8 - Slide

Werkwoordspelling

zich bevinden - hij (tt)
vermijden - ik (tt)
stinken - jullie (tt)
beloofd - hij (tt)
gebeurd - (vd)

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Je hebt nu 3 minuten de tijd om de woorden op blz. 37 door te nemen.
timer
3:00

Slide 11 - Slide

accepteren is
A
het effect
B
de regel waar mensen zich aan moeten houden
C
de manier waarop een groep mensen leeft

Slide 12 - Quiz

expressie is
A
B
het beeld dat mensen hebben van iemand of iets
C
het tonen van je gevoelens
D
een mening geven

Slide 13 - Quiz

Ergens maling aan hebben is
A
niet luisteren naar regels, afspraken of negatieve dingen die mensen over je zeggen of denken
B
heel snel een oordeel over iemand hebben
C
iets negeren

Slide 14 - Quiz

iets negeren is
A
iets links laten liggen
B
met betrekking tot het volk
C
wat belangrijk voor je is

Slide 15 - Quiz

de waarde is
A
Wat belangrijk voor je is.
B
een mening geven
C
iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is

Slide 16 - Quiz

De schaamte is
A
iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is
B
Het tonen van je gevoelens
C
vervelend gevoel omdat je zou willen dat je anders gehandeld had

Slide 17 - Quiz

De doelgroep is
A
de manier waarop een groep mensen leeft
B
de groep mensen waarvoor iets bestemd is
C
D
De manier waarop iemand denkt of doet

Slide 18 - Quiz

sociaal is
A
het tonen van je gevoelens
B
met betrekking tot een volk
C
de uitwerking van iets of iemand

Slide 19 - Quiz

De ongeschreven regel is
A
iets wat zo hoort, zonder dat het ergens vastgelegd is
B
wat aanvaarden, goedvinden
C
de uitwerking op iets of iemand

Slide 20 - Quiz

Een uitdrukking is
A
een hele zin met een figuurlijke betekenis
B
een deel van een zin met een figuurlijke betekenis
C
D
een hele zin met een letterlijke betekenis

Slide 21 - Quiz

Wat is waar? Een spreekwoord
A
is een figuurlijke uitdrukking
B
is een woord met een figuurlijke betekenis
C
kun je niet veranderen.
D
is een hele zin met een figuurlijke betekenis.

Slide 22 - Quiz

Uitdrukking / spreekwoord
 Een uitdrukking is altijd een deel van een zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de
woorden in een uitdrukking veranderen, zodat ze in een zin passen. Bijvoorbeeld:
Een nieuwsgierig aagje zijn.
Tim is een nieuwsgierig aagje, want hij wil altijd alles weten!
• Een spreekwoord is een hele zin met een figuurlijke betekenis. Je kunt de zin niet
veranderen. Bijvoorbeeld:
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.

Slide 23 - Slide

uitdrukking of spreekwoord?

Als er een schaap over de dam is, volgen er meer

Slide 24 - Slide

Tijd over?
Test Jezelf 
Woorden oefenen

Slide 25 - Slide