BK2A - Lesson 3 - 15/4-19/4

English
BK2A- Lesson 3 - 15/4-19/4
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

English
BK2A- Lesson 3 - 15/4-19/4

Slide 1 - Slide

What are we going to do today? 
Repeat grammar
continue with unit 5

Slide 2 - Slide

Repeat grammar
Hoe zat het ook al weer met de past simple en de present perfect? 

Slide 3 - Slide

Past Simple:

Hoe maak je een zin in de past simple?
A
Persoon +werkwoord in de verleden tijd
B
Persoon +werkwoord in de tegenwoordige tijd
C
Persoon + to be+ werkwoord in de verleden tijd
D
Persoon +have/has + werkwoord in de verledentijd.

Slide 4 - Quiz

Past Simple:

Hoe maak je een vraagzin in de past simple?
A
Did+ persoon + werkwoord in de verleden tijd
B
Do/Does + persoon + werkwoord in de tegenwoordige tijd
C
Did+ persoon + werkwoord in de tegenwoordige tijd.
D
Have/Has + persoon +werkwoord in de verleden tijd.

Slide 5 - Quiz

Past Simple:

Hoe maak je een negative zin in de past simple?
A
Persoon +didn't +werkwoord in de verleden tijd
B
Persoon +didn't +werkwoord in de tegenwoordige tijd
C
Persoon +Haven't +werkwoord in de tegenwoordige tijd
D
Didn't +persoon +werkwoord in de tegenwoordige tijd

Slide 6 - Quiz

Welke zin staat er in de past simple?
A
We walked home last night
B
We walks home last night
C
We was walking home last night
D
We has walked home last night

Slide 7 - Quiz

Welke zin staat er in de past simple?
A
Did you played a game yesterday?
B
Has you played a game yesterday?
C
Were you played a game yesterday?
D
Did you play a game yesterday?

Slide 8 - Quiz

Present Perfect:

We...........fed the hamster.
A
have
B
has

Slide 9 - Quiz

Present Perfect:

They ..............written a text
A
have
B
has

Slide 10 - Quiz

Present Perfect:

John .......read the newspaper.
A
have
B
has

Slide 11 - Quiz

Zet deze zin in de present perfect:

Ricky........ in London all his life.
A
lived
B
have lived
C
has lived
D
lives

Slide 12 - Quiz


Zet deze zin in de present perfect:
You .... ( to know) him all your life.
A
knew
B
have knew
C
have known
D
has knew

Slide 13 - Quiz

Zet deze zin in de present perfect:
They .... (to go) bed.
A
They goes to bed
B
They is going to bed
C
They went to bed
D
They have gone to bed

Slide 14 - Quiz

Get to work
Ga naar het online werkboek 
Magister- leermiddelen-EN-5.Humor - lesson 4

Maak oefening 35 tm 43 (oef. 37 niet) en ga daarna de self test maken







Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide