What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Unit 3 lesson 2 deel 2
Unit 3 Money lesson 2
1 / 41
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
41 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unit 3 Money lesson 2
Slide 1 - Slide
mijn.schooltas.net
Slide 2 - Link
Today
- uitleg Future
- uitleg Short answers
Slide 3 - Slide
FUTURE
=
TOEKOMENDE TIJD
Slide 4 - Slide
Je gaat leren de toekomende tijd te maken in het Engels.
Slide 5 - Slide
2 manieren
maar wat is het verschil?
Slide 6 - Slide
1 to
be
+
going to
+
hele werkwoord
(
am
/
are
/
is
)
Je bent iets van plan;
Dat gaat zeker door;
Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
We vertalen het vaak in het Nederlands met 'gaan ..........'.
Slide 7 - Slide
I
am
going to
drive
to Italy.
You
are
going to
clean
your room.
Look! It
is
going to
rain
.
My neighbour
is
going to
have
a baby next month.
We
are
going to
stop
smoking.
You
are going to
play
Fortnite this afternoon.
Lian and Dirodia
are
going to
visit
Mr Trump this summer.
Slide 8 - Slide
TO BE GOING TO
Je gebruikt een vorm van
to be going to
wanneer..
1. je
iets van plan bent
in de toekomst;
I
am going to watch
a movie tonight.
2. je
zeker weet
dat
iets zal gaan gebeuren
.
Look at those clouds! It
is going to rain
.
Slide 9 - Slide
TO BE GOING TO
TO BE
+
going to
+
werkwoord
wanneer er als werkwoord "to walk" staat, gebruik dan alleen "walk" zonder "to".
dit neem je gewoon letterlijk zo over.
am
,
is
of
are
Slide 10 - Slide
TO BE GOING TO
She is going to eat rice.
She is
not
going to eat rice.
Is she going to eat rice?
Slide 11 - Slide
Je weet nu hoe 'to be going to' werkt en wanneer je het gebruikt (als iets al vaststaat of je het vast van plan bent)
Dan is het volgende onderwerp aan de beurt:
will
Slide 12 - Slide
2
will
+
hele werkwoord
Voorspelling;
Er is meer onzekerheid;
Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
We vertalen het vaak in het Nederlands met 'zullen ........'.
Slide 13 - Slide
I think I
will
go
to bed.
You
will
enjoy
that cup of coffee.
Demirhan says he
will
help
us.
We
will
be
back in time.
I hope you
will
come
to my party.
I hope that Janne and Timo
will
be
back soon.
Slide 14 - Slide
WILL
Je gebruikt een vorm van
will
wanneer..
1. iets
in de toekomst gaat gebeuren
;
It
will b
e
dark soon.
2. je iets
spontaan besluit
te gaan doen.
Alright then, I
will help
you in a minute.
Slide 15 - Slide
WILL
Je gebruikt een vorm van
will
bij..
3. een
veronderstelling
,
belofte
,
aanbod
,
verzoek
en
voorspelling
.
He
will not be
on time. He never is.
Slide 16 - Slide
WILL
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will +
WW
She will help me.
Tekst
won't +
WW
She won't help me.
will +
WW
Will she help me?
Slide 17 - Slide
WILL & SHALL
WILL
SHALL
Dit mag bij elk onderwerp (
I, you, we, they, he, she, it
) en bij elke soort zin (
bevestigend, ontkennende, vragend
).
Dit mag
alleen
bij
I
en
we
. Je
mag
het gebruiken bij een
bevestigende
of
ontkennende zin
, maar je
moet
het gebruiken in een
vraagzin
,
Slide 18 - Slide
zinnen met to
be
+
going to
+
hele werkwoord
Slide 19 - Slide
Captain Kirk .......... the Enterprise.
A
am going to fly
B
is going to fly
C
are going to fly
Slide 20 - Quiz
I .......... my friends.
A
am going to visit
B
is going to visit
C
are going to visit
Slide 21 - Quiz
She .......... you.
A
am going to forget
B
is going to forget
C
are going to forget
Slide 22 - Quiz
We .......... the space ship.
A
am going to repair
B
is going to repair
C
are going to repair
Slide 23 - Quiz
zinnen met
will
+
hele werkwoord
Slide 24 - Slide
I .......... invincible (onoverwinnelijk).
A
will be
B
will am
C
will are
Slide 25 - Quiz
Yoda .......... old.
A
will stays
B
will stay
C
will staying
Slide 26 - Quiz
We .......... to the cinema.
A
will goes
B
will go
C
will going
Slide 27 - Quiz
You .......... listen to us.
A
will listening
B
will listens
C
will listen
Slide 28 - Quiz
You ........... on the black board.
A
will write
B
will writes
C
will writing
Slide 29 - Quiz
Short Answers
Slide 30 - Slide
Short Answers
"
korte antwoorden"
Short answers hebben iets weg van
question tags
.
- Ze beginnen altijd met
Yes
of
No
;
- Ze bestaan bestaan alleen uit het onderwerp en het werkvoor uit de vraag.
Slide 31 - Slide
Short Answers
"
korte antwoorden"
Are
they
on their way?
Yes,
they
are
.
No
,
they
are
not
(aren't).
Slide 32 - Slide
but
:
Must the dog stay outside?
-Yes, it must.
-No, it doesn't have to
-No, it needn't.
Slide 33 - Slide
Can they swim? (Yes)
Slide 34 - Open question
Do we walk a lot? (No)
Slide 35 - Open question
Is she at home? (No)
Slide 36 - Open question
Have you parents got a car? (yes)
Slide 37 - Open question
Does Peter like football? (No)
Slide 38 - Open question
Can your sister run fast? (Yes)
Slide 39 - Open question
Back to work
Slide 40 - Slide
Today
opdrachten 3.2 maken
Slide 41 - Slide
More lessons like this
Unit 3 lesson 2 deel 2
November 2022
- Lesson with
40 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
(WEEK16) ALL Grammar
September 2020
- Lesson with
23 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
(WEEK16) ALL Grammar
April 2020
- Lesson with
23 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammar Unit 1
October 2020
- Lesson with
24 slides
Engels
Middelbare school
(WEEK 15) Short Answers & To be going to
April 2021
- Lesson with
35 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Short answers
September 2022
- Lesson with
15 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Lesson 3
March 2023
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Lesson 5 N4 HO1
May 2021
- Lesson with
14 slides
Engels
MBO
Studiejaar 1