Oefenopdracht artikel schrijven


  • Planning deze week
  • Hoe schrijf je een artikel?
  • verder met het schrijven van jouw artikel
  • taalverzorging 2.4 -2.5
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


  • Planning deze week
  • Hoe schrijf je een artikel?
  • verder met het schrijven van jouw artikel
  • taalverzorging 2.4 -2.5

Slide 1 - Slide

Lesdoel

Aan het eind van de les heb je voldoende informatie om verder te gaan met je artikel 

Slide 2 - Slide

Wat is een artikel?

Slide 3 - Mind map

Artikel = informatieve tekst
Doel = informatie geven

Voorbeelden:
- Een verslag van een festival in de krant
- Een tekst in een nieuwsbrief van school
-  Een tekst over games in een tijdschrift

Nieuwsbericht Nu.nl

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opbouw van een artikel
  • Plaats boven je artikel een passende titel
  • In de inleiding staat de aanleiding van je artikel: waarom je het artikel schrijft, gebruik een anekdote, vraag of stelling > maak het pakkend! 
  • In het middenstuk (kern) staat de meeste informatie (wat, waarom, waarover..).
  • In het slot staat wat je hoopt te bereiken met het artikel.
  • Zet je voor- en achternaam onder het artikel.
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 6 - Slide

Bekijk onderstaand artikel en bedenk:
wat is er goed en wat kan er beter?

Slide 7 - Slide

Wat zijn feiten?
A
Dingen waar iedereen anders over denkt.
B
Dingen die waar zijn en die je kunt controleren

Slide 8 - Quiz

Feiten en meningen
In een artikel staan vooral feiten
want het doel is de lezer te informeren 
over een bepaald onderwerp.

Slide 9 - Slide

Wat is een mening?

Slide 10 - Mind map

Wat is waar over een argument?
A
Een argument is een reden waarom je iets vindt of doet
B
Een argument herken je aan signaalwoorden, zoals: want, omdat en daarom

Slide 11 - Quiz

Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk. 

Slide 12 - Slide

Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 13 - Quiz

Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 14 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 15 - Quiz

Dus, let op:
  • Zet een titel boven je artikel.
  • Het artikel bestaat altijd uit een inleiding, middenstuk en slot. 
  • Het middenstuk=kern heeft voor dit artikel maximaal 3 kopjes
  • Houd bij het schrijven de volgorde van de opdracht aan.
  • Check of je alle punten in je artikel verwerkt hebt.
  • Controleer op hoofdletters, leestekens en de spelling van woorden.

Slide 16 - Slide

Aan de slag!
  • Je gaat verder met het schrijven van een artikel.
  • je werkt aan Taalverzorging 2.4 en 2.5
timer
35:00

Slide 17 - Slide

Taal (5 pt)
  • Bestaat het artikel uit minimaal 100 woorden?

Ja?
  • Begint elke zin met een hoofdletter?
  • Eindigt elke zin met een punt? (of vraagteken/uitroepteken waar nodig)?
  • Zijn je zinnen goed geformuleerd?
  • Zitten er spelfouten in de tekst?

Slide 18 - Slide

Conventies (2 pt)
  • Bevat het artikel een passende titel?
  • Is het artikel verdeeld in alinea's?
  • Bevat je artikel een logische volgorde?
  • Is er samenhang tussen de alinea's?
  • Heb je passende taal gebruikt?
  • Staat onder je artikel je voor- en achternaam? 

Slide 19 - Slide