VH 1 week 22 herhaling er-werkwoord

Cours de français - semaine 22
(Bij binnenkomst en weggaan: groet even in de chat> Fa)
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Cours de français - semaine 22
(Bij binnenkomst en weggaan: groet even in de chat> Fa)

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui
Doelen:
- Je herhaalt het regelmatige werkwoord dat eindigt op -er in de présent en in de passé composé (n.a.v. formatieve toetsen)
-Maak je werk online, zowel de maakopdrachten als slim stampen!
-Daarna oefen je nog verder via de link naar quizlet (zie map)

Slide 2 - Slide

Vous avez des questions??

Slide 3 - Slide

Bienvenue la classe!
  1. On apprend les verbes réguliers en –er 
    (herhaling!)
    Deel 1:
    présent 
    Deel 2:
    passé composé 


Slide 4 - Slide

Lesdoel:
  Aan het einde van deze les kan ik ik de uitgangen van regelmatige werkwoorden die eindigen op –ER benoemen en toepassen in zinnen. 

Slide 5 - Slide

Welke Franse werkwoorden ken je al?

Slide 6 - Mind map

En néerlandais
In het Nederlands vind je de stam van een werkwoord door het werkwoord in de ik-vorm te zetten:
Kijken - ik kijk, dus is kijk de stam
Jij kijkt, dus is t in dit geval de uitgang

Slide 7 - Slide

En français
Werkwoorden die eindigen op -er:

Stap 1: Vind de stam-> hele werkwoord min -er
parler   - er = parl (stam)








Slide 8 - Slide

Wat is de stam van:
danser, nager?

Slide 9 - Open question

      Je                         +e             Je parle
        Tu                         +es          Tu parles
    Il/elle/on           +e             Il parle
                  Nous                  +ons        Nous parlons
               Vous                  +ez            Vous parlez
           Ils/elles            +ent         Ils parlent
Chanter - habiter - regarder - écouter - danser - marcher

Stap 2:  Voeg daarna de uitgangen toe:

Slide 10 - Slide

Stap 1 is:
A
uitgang erachter zetten
B
infinitief + uitgang
C
de infinitief min -er, dan krijg je de stam

Slide 11 - Quiz

En stap 2 was....
Stam + uitgang

Slide 12 - Slide

e
ons
e
es
ez
ent
Nous + stam-
Vous + stam-
Ils + stam-
Je + stam-
Tu + stam-
Il + stam-

Slide 13 - Drag question

Les verbes réguliers en -ER
Let op de uitspraak van de uitgangen!

Slide 14 - Slide

Je (regarder) la télé.
timer
0:15
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 15 - Quiz

Nathalie (aimer) son chien.
timer
0:15

Slide 16 - Open question

Welke vervoeging is onjuist
A
Je danse
B
Elles danse
C
On danse
D
Vous dansez

Slide 17 - Quiz

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 18 - Open question

Deel 2 Passé Composé

Slide 19 - Slide

Geef in het Nederlands een voorbeeld van de voltooid tegenwoordig tijd...

Slide 20 - Open question

Hoe maak je passé composé
Onderwerp+ (pv) vorm ‘hebben + VD: voltooid deelwoord
Onderwerp + (pv) vorm ‘avoir’ + VD: stam(ww-er)+é

Slide 21 - Slide

werkwoord avoir

Slide 22 - Mind map

Ik heb gezocht
A
je cherche
B
tu cherches
C
je vais chercher
D
j'ai cherché

Slide 23 - Quiz

Jullie hebben de film gekeken.
A
Vous avez regardé le film.
B
Vous regardez le film.
C
Nous regardons le fim.
D
Je regarde le film.

Slide 24 - Quiz

passé composé van: parler (tu)
(jij hebt gesproken)

Slide 25 - Open question

travailler (Marie)
(Marie heeft gewerkt)

Slide 26 - Open question

Heb je nog een vraag?

Slide 27 - Open question

Bonne journée

Slide 28 - Slide