Lie les mots français du vocabulaire aux images. Koppel de Franse woordjes uit het examenidioom aan de plaatjes.
ridiculiser
détester
le bonheur
la ressemblance
une épouse
abandonner
1 / 12
next
Slide 1: Drag question
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Lie les mots français du vocabulaire aux images. Koppel de Franse woordjes uit het examenidioom aan de plaatjes.
ridiculiser
détester
le bonheur
la ressemblance
une épouse
abandonner
Slide 1 - Drag question
Lie les mots français du vocabulaire aux images. Koppel de Franse woordjes uit het examenidioom aan de plaatjes.
ridiculiser
détester
le bonheur
la ressemblance
une épouse
abandonner
Slide 2 - Drag question
Lie les mots français du vocabulaire aux images. Koppel de Franse woordjes uit het examenidioom aan de plaatjes.
ridiculiser
détester
le bonheur
la ressemblance
une épouse
abandonner
Slide 3 - Drag question
Slide 4 - Video
00:15
Écouter
de grote lijnen
Maak tijdens het luisteren aantekeningen:
- wat voor soort lessen hebben de leerlingen op het UCPA?
- wat doen ze daar?
Tussendoor komen er ook vragen voorbij die ingaan op een specifiek onderdeel.
Slide 5 - Slide
00:46
Que veut dire : L'école est en alternance.
A
Je gaat voltijd naar school.
B
De school is tijdelijk.
C
De school is alternatief.
D
Je gaat deeltijd naar school.
Slide 6 - Quiz
00:50
Hoe lang duurt een opleiding tot DJ bij het UCPA?
A
Het heeft geen vaste lengte
B
Een opleiding duurt 1 jaar.
C
Een opleiding duurt 1,5 jaar.
D
Een opleiding duurt 2 jaar.
Slide 7 - Quiz
02:13
Wat vindt het meisje van DJs die op bruiloften draaien?
Slide 8 - Open question
02:23
Bespreken
Wat voor soort lessen hebben de leerlingen op het UCPA?
Wat doen ze daar?
Spreek deze opleiding jou aan? Waarom wel/niet?
Slide 9 - Slide
Lire A - au travail !
Slot - Lees het slot (p.11) en vat kort samen.
Eerst een laatste zin van elke alinea - Ga naar p.10 in jouw boek, stel vast hoeveel alinea's er zijn en schrijf een nummer voor elke alinea. Lees de eerste en laatste zin van elke alinea. Schrijf voor elke alinea de hoofdgedachte op.