Opdracht 2 blz. 29 bespreken
1 ow = supporters / wg = hebben zich misdragen (verplicht wederkerend) / lv = --
2 ow = ik / wg = kan vermaken (toevallig wederkerend) / lv = me
3 ow = u / wg = Zou kunnen lenen (niet-wederkerend) / lv = uw elektrische heggenschaar
4 ow = De secretaresse/ wg = herinnert (niet-wederkerend) / lv = haar chef
5 ow =je / wg = Heb gesneden (toevallig wederkerend) / lv = je
6 ow = De goede toetsresultaten van mijn eersteklassers / wg = verheugen (niet-wederkerend)/ lv = mij