2025-04-01 G3 Grieks

Leerdoelen

  • Ik kan bepalen of een znw en bnw congrueren.
  • Ik kan volgens stappenplan vertalen.



















Weektaak

  • herhalen: W t/m les 23
  • leren: W les 24
  • doen: Drill 5.10 (bnw congruentie met znw) (100%)





3/4: SO telt 2x
•    W 21 t/m 23
•    bnw. compleet (TB 166-167)
1 / 8
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 8 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Leerdoelen

  • Ik kan bepalen of een znw en bnw congrueren.
  • Ik kan volgens stappenplan vertalen.



















Weektaak

  • herhalen: W t/m les 23
  • leren: W les 24
  • doen: Drill 5.10 (bnw congruentie met znw) (100%)





3/4: SO telt 2x
•    W 21 t/m 23
•    bnw. compleet (TB 166-167)

Slide 1 - Slide

Begintaak 1:

Zorg dat je het rijtje op kunt zeggen van

  • ἡδύς (M)
  • ἕκων (F)
  • μέγας (N)







Begintaak 2: Benoem (alle mogelijkheden)

ἰσχυρά     μέγα   σωφρονα

ἑκουσι    πασαις     σωφροσι

καλον     πολυν     ἀφρον







Drillster:

Slide 2 - Slide

Oefenen met bnw: iedereen krijgt een kaartje met een bnw

  • Drie groepen: ev / mv / beide mogelijk
  • Vier groepen: M / F / N / meerdere mogelijk
  • Vijf groepen: nom / gen / dat / acc / meerdere mogelijk









Slide 3 - Slide

Oefenen met congruentie

  • Kaartjes wisselen (iedereen heeft zwarte tekst)
  • Maak congruerende paren.

  • Kaartjes wisselen (iedereen heeft rode tekst)
  • Maak congruerende paren.









Slide 4 - Slide

Zie TB 166-167

Slide 5 - Slide

Pak je TB op blz. 85 + je schrift.

  • Je krijgt een print van T 23, r. 21-30 (om in te strepen:-))
  • Onderstreep alle persoonsvormen en onderstippel alle infinitivi (t/m r. 27)
  • Zet een golflijntje onder alle onderwerpen (t/m r. 27)




Slide 6 - Slide

  • Vertaal alle combinaties van onderwerp + persoonsvorm.
  • Bedenk de volgende stap. Wat is de aanvulling bij een bepaalde persoonsvorm?

Even oefenen:
De man ziet...
Wij geven.....
De kat kan....
Iedereen slaapt....
De kinderen vertrouwen op (πιστεύουσιν)






Slide 7 - Slide

οἱ ναῦται ἀπέπλεον (r. 21) + ?              
ἧκε ταχὺς δελφις (r. 22) + ?
ὁ Ἀπόλλων αὐτὸς ἔπεμψεν (r. 23) + ?
ἔχαιρεν (r. 24) + ?
Ὁ δελφὶς ἔφερεν (r. 24-25) + ?
ὁ Ἀρίων ἧκεν (r. 25-26) + ?
οἱ κακοὶ ναῦται ἦσαν (r. 26-27) + ?

Slide 8 - Slide