3.1. Wat gaat er om in je puberbrein?

3.1 Wat gaat er om in je puberbrein?
                   hormonen

3.2 Welke rol spelen jouw roots?
                   
stamboom

3.3 Welke invloed hebben jouw vrienden?
                    Roos van Leary
1 / 41
next
Slide 1: Slide
Maatschappij & WelzijnSecundair onderwijs

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

3.1 Wat gaat er om in je puberbrein?
                   hormonen

3.2 Welke rol spelen jouw roots?
                   
stamboom

3.3 Welke invloed hebben jouw vrienden?
                    Roos van Leary

Slide 1 - Slide

Wat beïnvloedt
wie ik ben?

Slide 2 - Mind map

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 3 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 4 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 5 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 6 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 7 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 8 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 9 - Open question

Wat roept dit beeld bij je op?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Wat gaat er om in je puberbrein? (pg 56)
1. Test

Individueel invullen

Klassikaal bespreken

2. Lees - duid moeilijke woorden aan!


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

2. Lees : 
A. moeilijke woorden bespreken

B. markeer in POTLOOD in de tekst 8 voorbeelden die de veranderingen van je identiteit (persoonlijkheid) in de puberteit illustreren (uitleggen, ophelderen, toelichten).

Slide 15 - Slide

8 voorbeelden:
  • Tieners willen nieuwe werelden ontdekken.
  • Ze proberen verschillende identiteiten uit.
  • Ze staan heel kritisch tegenover zichzelf.
  • Als puber ga je actiever op zoek naar sterke prikkels.
  • Je zoekt het gevaar op - Voelt sterke negatieve emoties zoals angst.
  • Je voelt minder remmingen.
  • Je bent snel afgeleid, je kan de gevolgen van je gedrag op lange termijn niet goed inschatten.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Pg 58. C. Woordpuzzel
1. De tijd waar je volop in zit; ook een periode van identiteitscrisis.

Slide 18 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel
1. PUBERTEIT

2. Orgaan dat verschillende hormonen aanmaakt. 

Slide 19 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel
2. HYPOFYSE

3. Je hersenen zijn nog niet volledig volgroeid, je hebt je emoties niet onder controle, je kent niet goed plannen... Dat zijn allemaal typische zaken van het ... 

Slide 20 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel
3. PUBERBREIN 

4. Stoffen die een cruciale rol spelen in de puberteit. 

Slide 21 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel
4. HORMONEN 

5. Het belangrijkste hormoon bij de jongens. 

Slide 22 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel
5. TESTOSTERON 

6. Het belangrijkste hormoon bij de meisjes. 

Slide 23 - Slide

Pg 58. C. Woordpuzzel

6. OESTRADIOL 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Gelukshormonen

Slide 26 - Slide

Endorfine

Slide 27 - Slide

Dopamine

Slide 28 - Slide

Serotonine

Slide 29 - Slide

Oxytocine

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

pg 58, 3. Zoek op
Puberteit -> hormonen -> volwassener uitzien
Lichaam maakt verschillende geluk hormonen aan.

begrippen van pg 58 noteren in de tabel.
2 correcte oplossingen per geluk hormoon.

Slide 32 - Slide

Dopamine
  • Genotshormoon
  • verslavend (wil steeds meer) 

Slide 33 - Slide

Oxytocine
  • Knuffelhormoon
  • Prod. wordt verhoogd door massage

Slide 34 - Slide

Serotonine
  • Prod. wordt verhoogd door zonlicht
  • verzorgt de darmen

Slide 35 - Slide

Endorfine
  • natuurlijke pijnstiller
  • verbetert stemming & concentratie

Slide 36 - Slide

4. Reflecteer
A. Begrijp je nu waarom je gevoelig bent voor opmerkingen van anderen tijdens je puberteit? 
Verklaar met een voorbeeld

Slide 37 - Slide

4. Reflecteer
B. Beschrijf een situatie waarin jij typisch puberaal gedrag stelde en je ouders of andere volwassenen dat niet tolereerden. 

Slide 38 - Slide

4. Reflecteer
C. Beschrijf een situatie waarin jij puberaal gedrag stelde dat je ouders of andere volwassenen wel tolereerden. 

Slide 39 - Slide

4. Reflecteer
D. De gelukshormonen hebben een positief effect op je welbevinden. Welk van de effecten uit opdracht 3 heb jij al eens uitgeprobeerd? Welk gevoel gaf het? 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video