This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Oefenen
Van percentage naar factor en andersom
Rente op rente
Slide 1 - Slide
1. Met welke factor moet je vermenigvuldigen als er 12% bijkomt?
Alleen het getal invullen.
Slide 2 - Open question
2. Met welke factor moet je vermenigvuldigen als er 7,5% bijkomt?
Alleen het getal invullen.
Slide 3 - Open question
4. Met welke factor moet je vermenigvuldigen als er 0,5% af gaat?
Alleen het getal invullen.
Slide 4 - Open question
5. Hoeveel % is erbij gekomen of eraf gegaan als je met factor 1,19 vermenigvuldigt?
Typ eerst het getal in, daarna het %-teken en daarna het woordje erbij of eraf .
Slide 5 - Open question
3. Met welke factor moet je vermenigvuldigen als er 25% af gaat?
Alleen het getal invullen.
Slide 6 - Open question
6. Hoeveel % is erbij gekomen of eraf gegaan als je met factor 0,93 vermenigvuldigt?
Typ eerst het getal in, daarna het %-teken en daarna het woordje erbij of eraf .
Slide 7 - Open question
7. Hoeveel % is erbij gekomen of eraf gegaan als je met factor 1,082 vermenigvuldigt?
Typ eerst het getal in, daarna het %-teken en daarna het woordje erbij of eraf .
Slide 8 - Open question
8. Schrijf de volgende berekening zo kort mogelijk op.
7 x 7 x7 x 7 x 7 x 7 = ....
Slide 9 - Open question
9. Schrijf de volgende berekening zo kort mogelijk op.
1000 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 x 1,03 =
Slide 10 - Open question
10. Julie heeft op haar spaarrekening 600 euro gezet. Ze heeft met de bank afgesproken dat het geld een aantal jaren op de rekening zal blijven staan. Elk jaar wordt er 4% rente bijgeschreven. Julie wil weten hoeveel geld er na 10 jaar op haar rekening zal staan. Welke berekening moet zijn maken?
Slide 11 - Open question
11. Julie heeft op haar spaarrekening 600 euro gezet. Ze heeft met de bank afgesproken dat het geld een aantal jaren op de rekening zal blijven staan. Elk jaar er 4% rente bijgeschreven.
Reken uit hoeveel euro Julie na 10 jaar op haar rekening heeft staan.